222 organisatorische kennis dienden eigen te maken, zoals bijvoorbeeld onze organisatie-landmeters, en voorts mede werkte aan de chefs-conferentie's in „Hoog Doorwerth". Dit alles zal er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat het de heer Verburg minder zwaar zal zijn gevallen zich in de kadastrale problemen in te leven, dan met een volkomen leek het geval zou zijn geweest. In het welkom van de voorzitter is niet meer betrokken de in maart jongstleden overleden collega en oud-landmeter van het Indische kadaster, James. De vergadering neemt enkele ogenblikken stilte <n acht ter nage dachtenis aan de overledene. Gelukwensen van het bestuur gaan uit naar Mej. M. E. Nottelman en de heer W. Poortman die beiden ter gelegenheid van de verjaardag van Hare Majesteit de Koningin benoemd werden tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Ook wenst de voorzitter Ir. W. J. J. van Lent geluk met zijn benoeming tot ingenieur-verificateur van de Ruilverkavelingsdienst. Door deze benoeming is de leiding van de dienst thans in handen gelegd van drie jonge ingenieurs-verificateur. Het bestuur acht dit bijzonder belangrijk, omdat er gestreefd dient te worden naar integratie binnen het dienstvak. Een integratie die spanningen oproept, die moeten worden opgeheven door de wil en de bereidheid de diverse onderdelen van de dienst soepel te doen samenspelen. Het bestuur vertrouwt dat de onderlinge samenwerking, die om succes te kunnen hebben moet beginnen op het hoogste niveau, voor de drie bedoelde functionarissen een gegeven feit is. De samenwerking in verenigingsverband is nog geen gegeven feit. Het is bekend dat het bestuur het vorige jaar sterk heeft geijverd voor een fusie tussen ,,K. en L." en de „Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch- ingenieurs". Het resultaat van deze ijver is rondweg teleurstellend. Diverse alternatieven, die het bestuur als mogelijkheden zag, konden niet de instem ming van de vergadering verkrijgen. Wel werd een motie aangenomen waarin het bestuur werd uitgenodigd te onderzoeken welke feitelijke moge lijkheden er zijn om te komen tot samenwerking op wetenschappelijk gebied in de landmeetkundige wereld. Nu kan men van mening verschillen over wat moet worden verstaan onder de „opdracht tot onderzoek". Men kan dat actief doen of passief. Dit bestuur heeft de laatste richting gekozen. En wel omdat het bestuur beslist niet genegen was de kans te lopen wéér een heleboel tijd en energie te verspillen aan een zaak die kennelijk nog niet voldoende belangstelling bij de leden heeft of, indien dit wel het geval is, niet verder kan komen doordat de meningen zodanig verdeeld zijn dat het onmogelijk wordt een bepaalde koers te varen. Het bestuur meent volkomen verantwoord te zijn met af te wachten welke voorstellen, gedachten of zelfs maar vingerwijzingen het bestuur zouden bereiken. Er bereikte het bestuur echter niets, noch van binnen uit, noch van buiten „K. en L.". Het enige wat het bestuur bekend is, uit een gesprek dat onze voorzitter met de voorzitter van het bestuur van de „Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch-ingenieurs" hierover mocht hebben, is dat het nieuwe bestuur van deze vereniging zichzelf ziet als liquidateurs van deze vereniging. Men is in deze kring nog steeds voorstander van één grote vereniging van Geo detisch-ingenieurs. Dat is logisch en begrijpelijk. De meerderheid ziet maar één oplossing en dat is naast ,,K. en L." een nieuwe vereniging op te richten. Onze vereniging blijft dan bestaan ter behartiging van alleen de vakvereni- gings-belangen. Voor deze gedachte was op de vorige Algemene vergadering van ,,K. en L." echter geen meerderheid te vinden. Op grond hiervan heeft het bestuur nog geen stappen gedaan. Mocht thans de meerderheid der leden wel voor deze gedachte voelen, dan is het bestuur genegen in deze zin stappen te doen. Het is echter niet te verwachten dat het bestuur zal gaan zoeken naar mogelijkheden die het zelf niet ziet. Overigens kan het bestuur niet worden verweten niet actief te hebben medegewerkt aan de bundeling van krachten in de Nederlandse landmeetkundige wereld. Het gezamenlijke congres te Arnhem bedoeld als proefstuk is het sprekende bewijs van het tegendeel. Indien zou blijken dat een gezamenlijke manifestatie als deze op onover-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 48