bepaalde werkzaamheden tot routine worden, die dan zo mogelijk weer worden geautomatiseerd. Wanneer dan ook de mens wordt tot een verlengstuk van de machine, en dat komt vóór, ook in de rekentechniek, dan is er niet te veel, maar te weinig geauto matiseerd. In het voetspoor van bepaalde filosofen zou ik de techniek, ook op het gebied van het rekenen, dan ook willen zien als een verlengstuk van de mens. Zoals de hamer beschouwd kan worden als een verlengstuk van de menselijke hand, kan het rekentuig gezien worden als een verlengstuk van het menselijk verstand. Waarmee is dit ontwikkelingsproces nu begonnen Om deze vraag te kunnen beantwoorden denken wij ons de situatie in, dat de mens alleen maar zichzelf ter beschikking heeft voor zijn reken werk. Hij heeft geen rekenautomaat, geen rekenmachine, geen rekenlineaal, zelfs geen schrijfmateriaal. Hij doet dus alles uit het hoofd. En dat kan, zoals wij allen weten, ook tot op zekere hoogte. Van Wijngaarden vertelt ons in [3] van een hoofdrekenaar, die in minder dan 12 minuten het produkt van twee getallen van 30 cijfers berekent, zonder daarbij enig tussenresultaat op te schrijven. Natuurlijk is een dergelijke prestatie slechts weggelegd voor uitzonderlijk begaafden, maar toch is de mens, zij het na langdurige oefening, in dit opzicht tot veel meer in staat dan hij zelf wel vermoedt. Waarom maakt de mens dan toch gebruik van het rekentuig? Men zou kunnen denken, dat het geheugen van de mens spoedig te klein wordt. Dit is echter niet juist. Men heeft aan kunnen tonen dat het geheugen van de mens vele malen groter is, dan dat van de grootste rekenautomaat. Ongetwijfeld is een belangrijke factor, dat het geheugen van de mens voor zeer veel andere zaken moet worden gebruikt, dan voor het onthouden van getallen. De belang rijkste factor lijkt ons echter, dat het menselijk geheugen te vaag werkt. Wie tracht uit het hoofd het produkt van twee getallen van 10 cijfers te berekenen zal bij het berekenen van het tweede deelprodukt het resultaat van het eerste deelprodukt veelal weer vergeten zijn. Elke iets meer uitgebreide berekening loopt daarop vast. Daarom zouden we kunnen stellen, dat de ontwikkeling van de reken techniek is begonnen op het moment dat de mens ontdekte, dat er materialen waren, met behulp waarvan hij getallen op symboli sche wijze vast kon leggen. Aanvankelijk waren dat misschien zijn eigen vingers, stokjes, kleitafeitjes, of strepen in het zand, in een later stadium schreef men wellicht op papier of perkament. Hoe het ook zij, de mens had een zeer belangrijk vervangingsmiddel gevonden voor zijn eigen geheugen. Anders gezegd: Zijn geheugen kwam vrij voor andere, ingewikkelder zaken. Het voorgaande kunnen wij nog schematisch voorstellen in een eenvoudige figuur: i8o

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 6