l82
In andere woorden: de mens moet getallen lezen en getallen
schrijven. Zijn oog fungeert als ingangsorgaan, zijn hand als
uitgangsorgaan. Maar zowel met het oog als met de hand worden
fouten gemaakt, en ook werken beide organen met geringe
snelheid.
Het rekentuig
De volgende stap in de ontwikkeling is dan, dat ook het reken-
orgaan naar buiten wordt gebracht. Het rekenorgaan dat zich in
de menselijke hersenen bevindt heeft immers maar zeer beperkte
mogelijkheden. Eigenlijk kan de mens niets meer dan het vermenig
vuldigen van twee getallen van één cijfer, en dat dan nog dank
zij het feit, dat hij de tafels van i tot 9 uit zijn hoofd kent. Kende
hij de tafels niet, dan zou hij elke bewerking tot optellingen en
aftrekkingen terug moeten brengen.
Het knelpunt is niet in de eerste plaats dat het rekenorgaan
van de mens niet snel genoeg werkt, want op hetzelfde moment
dat gevraagd wordt hoeveel 6 x 4 is, weet men dat de uitkomst
24 is. Het is veel meer de moeilijkheid dat de capaciteit van het
rekenorgaan klein is, waardoor tijdens de berekening zeer vaak
moet worden gelezen en geschreven, hetgeen slechts met beperkte
snelheid kan gebeuren.
Wil men dus met een rekentuig merkbare vooruitgang boeken,
dan zal men moeten beschikken over een rekenorgaan dat aanzien
lijk grotere berekeningen zonder menselijke tussenkomst uit kan
voeren dan het vermenigvuldigen van twee getallen van één cijfer.
Dit heeft tot gevolg dat een rekentuig zeer ingewikkeld moet zijn.
Zo is het ook te begrijpen dat het rekentuig, sinds de eerste pogingen
tot vervaardiging werden gedaan, een eeuwenlange ontwikkeling
heeft moeten doormaken, eer de huidige vorm en opzet kon worden
bereikt. Men realisere zich welk ingewikkeld proces zich reeds bij
een eenvoudige vermenigvuldiging afspeelt. Een klein gedeelte
van dit proces geven wij op vereenvoudigde wijze in het volgende
schema weer
uitwendig
geheugen
inwendig
geheugen
reken-
orgaan
uitgang
ingang
fig. 1-2