256 Een eerste overzicht van het systeem Een vluchtige kennisneming van het systeem leert, dat het behalve uit een aantal andere verklaringen (regel 1-7) bestaat uit 14 procedures. Zeven van deze procedures, nl. a (regel 8-23), b (regel 24-38), testno (regel 39-42), lamberg (regel 68-87), piberg (regel 98-116), lamschoon (regel 200-211) en schoonmaken (regel 227-238), (waarvan de laatste 4 reeds in hun gebruik in hoofdstuk 4 zijn toegelicht), dragen een zuiver administratief karakter. Zij maken het mogelijk, dat gebruikte roosters tijdig worden schoon gemaakt en dat berekende grootheden op de juiste wijze worden opgeborgen en weer teruggezocht. In de overige 7 procedures worden berekeningen uitgevoerd, gebaseerd op de formules (4.i)-(4.8) uit hoofdstuk 4. Van deze 7 procedures worden er door de gebruiker maximaal slechts 3 aangeroepen, nl. de procedures pi (voor het berekenen van hoeken en logaritmen van lengteverhoudingen; regel 146-173), lam (voor het berekenen van argumenten en richtingen, van logaritmen van lengten en lengtegetallen; regel 174-199) en z (voor het berekenen van coördinaten; regel 212-226). Wel grijpen deze procedures terug op de overige 4 rekenprocedures (lami, regel 43-67; pix, regel 88-97; pi3, regel 117-129; pi4, regel 130-145) en op verschil lende van de administratieve procedures. Dit teruggrijpen wordt echter geheel door de procedures zelf verzorgd. De gebruiker behoeft zich er niet mee te belasten. Een nadere beschrijving van de procedures kan nu het beste worden gegeven, door eerst een uiteenzetting te geven van enkele belangrijke grondbeginselen. Parallelliteit van a en In v, van en In l, van r en In s Een van de belangrijkste grondgedachten van de puntsbepalings- theorie van Prof. Baarda is dat er een parallelliteit bestaat tussen de begrippen hoek en logaritme van een lengteverhouding, tussen argument en logaritme van een lengte, tussen richting en logaritme van een lengtegetal. In deze theorie wordt van de parallelliteit gebruik gemaakt, door de betrokken grootheden in een complex getal samen te vatten. Men zie de formules (3.2), (3.5), (3.7) en (3.10). Dit heeft ■onder meer tot gevolg dat een groot aantal klassieke en bovendien nog een aantal nieuwe formules op elegante en eenvoudige wijze kunnen worden afgeleid, en daardoor te voorschijn komen als bijzondere gevallen van een algemene theorie. De vraag is nu, hoe de praktisch bruikbare formules uit de theorie numeriek kunnen worden toegepast en in een procedure systeem kunnen worden opgenomen. De eenvoudigste oplossing zou kunnen worden verkregen indien in ALGOL complexe getallen waren gedefinieerd op analoge wijze als de reële getallen (real) en de gehele getallen (integer). Dit is echter niet het geval.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 22