I 2Ó2 r<pih1> daad de gezochte grootheid is, dan wel de waarde io150, die aan het begin van de berekening aan de elementen van èpi wordt toegekend. In het eerste geval wordt de procedure door een sprong- opdracht naar label eindp3 (regel 128) verlaten. In het tweede geval wordt onderzocht of de gevraagde grootheid te berekenen is met behulp van de formule: pi ji, k, n) lam (i, k, j>, nlam (i, j, p, n) In deze formule geeft p het nummer aan van het stelsel, waarin de lambda-grootheden zijn gedefinieerd. Elk van de 6 stelsels wordt onderzocht, doordat p de waarden 1, 2, 6 doorloopt (regel 121). De benodigde lambda-grootheden worden verkregen door het twee maal teruggrijpen op de procedure lami (regel 122, 123). Slechts indien beide malen een uitkomst wordt verkregen ongelijk aan io150 wordt de aftrekking, besloten in (4.3) en (4.4), uitgevoerd (regel 124, 125). STROOMDIAGRAM regel nr. pihpi 1 (j.i.k.n) neen u 101' p:=0 p: p +1 lamo lam 1 (i.k.p.n) lamb:= lam 1 (i.j.p.n) lama 1015D A lamb 10,3Ü? >-* ja pihlama-lamb indp3: pi 3pih einde 121 122 123 124 128 fig- 5-2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 28