I
2Ó2
r<pih1>
daad de gezochte grootheid is, dan wel de waarde io150, die aan
het begin van de berekening aan de elementen van èpi wordt
toegekend. In het eerste geval wordt de procedure door een sprong-
opdracht naar label eindp3 (regel 128) verlaten.
In het tweede geval wordt onderzocht of de gevraagde grootheid
te berekenen is met behulp van de formule:
pi ji, k, n) lam (i, k, j>, nlam (i, j, p, n)
In deze formule geeft p het nummer aan van het stelsel, waarin
de lambda-grootheden zijn gedefinieerd. Elk van de 6 stelsels
wordt onderzocht, doordat p de waarden 1, 2, 6 doorloopt
(regel 121). De benodigde lambda-grootheden worden verkregen
door het twee maal teruggrijpen op de procedure lami (regel 122,
123). Slechts indien beide malen een uitkomst wordt verkregen
ongelijk aan io150 wordt de aftrekking, besloten in (4.3) en (4.4),
uitgevoerd (regel 124, 125).
STROOMDIAGRAM
regel nr.
pihpi 1 (j.i.k.n)
neen u
101'
p:=0
p: p +1
lamo lam 1 (i.k.p.n)
lamb:= lam 1 (i.j.p.n)
lama 1015D A lamb 10,3Ü?
>-*
ja
pihlama-lamb
indp3: pi 3pih
einde
121
122
123
124
128
fig- 5-2