Geheel anders ligt het bij het gebruik van de rekenautomaat. In principe kan men natuurlijk een tafel in het geheugen opnemen, maar dan gebruikt men het geheugen zeer inefficiënt. Men kiest daarom een andere oplossing, ontwikkelt de goniometrische functie in een reeks, en deze reeksontwikkeling wordt in de vorm van een aantal opdrachten opgenomen. Ongetwijfeld is het aantal reken kundige bewerkingen voor het berekenen van een goniometrische waarde op deze wijze groter dan bij het terugzoeken in een tafel, maar dit nadeel weegt niet op tegen de grote winst in geheugen ruimte. Zo leidt dus een ander rekenhulpmiddel tot een principieel andere rekenwijze. Indien men er in slaagt in een bepaald gebied een groot aantal gevallen te herleiden tot een klein aantal grondprincipes en grond formules, en samen te vatten in een algemene theorie, dan is men daardoor veelal in staat een veel scherper inzicht te verkrijgen in de onderhavige problematiek. Maar men verkrijgt op deze wijze, zoals in de hoofdstukken 4 en 5 reeds is aangegeven, vaak ook meer efficiënte rekenmethoden. Aan het voorbeeld van de gelijkvormigheidstransformatie werd gedemonstreerd hoe deze gedachtengang tot nieuwe rekenformules leidt. Dat deze gedachtengang uit theoretisch oogpunt voordelen biedt, is duidelijk. Maar in de praktijk wordt toch ook in soortgelijke richting gezocht. Dit blijkt bijv. uit het rapport Elektronisch.es Rechnen im Vermessungswesen", door Linkwitz op het F.I.G.- congres in Rome ingediend. [6]. Hij schrijft daarin o.m., dat bij gebruik van de rekenautomaat steeds meer ,,eine Reihe von vorher isoliert behandelt en Einzelprogrammen zu grosseren Programm- systeme zusammengeschlossen werden". Intussen heeft het mede met het oog op de mogelijkheden van het automatisch rekentuig van de grond af opbouwen van een nieuw formulesysteem ook nadelen, speciaal als men de praktische consequenties in het oog vat. In de eerste plaats vergen de algemene proceduresystemen betrekkelijk veel geheugenruimte. Zo vergt het proceduresysteem van de puntsbepaling, waarvan in hoofdstuk 4 en 5 een overzicht werd gegeven, verscheidene honderden geheu genplaatsen, onverschillig of men er coördinaten mee berekent van een groot driehoeksnet, of van een eenvoudige voorwaartse snijding. Ontwerpt men een programma voor een voorwaartse snijding zonder meer, dan gebruikt men uiteraard voor het opbergen van het programma veel minder geheugenruimte. Wenst men dus dergelijke algemene proceduresystemen te gebruiken, dan zal men dienen te beschikken over een rekentuig met niet al te kleine geheugencapaciteit. In de tweede plaats zal het over het algemeen aanzienlijk meer tijd kosten een nieuw formulesysteem te ontwerpen, dan zich te houden aan de reeds bestaande formules. Praktisch gezien zal men zich veelal niet kunnen permitteren door herontwerp van het formulesysteem de bestaande formules te herleiden tot bijzondere gevallen van een algemene opzet. Vaak zal men zich dan 272

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 38