285
volk grote populariteit verwierven. Vening Meinesz publiceerde
de resultaten van al deze reizen in de door de Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing uitgegeven: „Gravity Expeditions
at Sea", Volume I, II, III en IV, waarin de metingen in bijna
iooo zwaartekrachtstations zijn opgenomen.
In deze periode viel ook zijn benoeming tot buitengewoon hoog
leraar in de cartografie en geodesie aan de Universiteit van Utrecht
(1927) en in de geodesie aan de Technische Hogeschool te Delft
(1938).
Wie het proefschrift en bovengenoemde publikaties van 1923
en 1929 leest, komt al dadelijk onder de indruk van de grote gave
van de schrijver om fysische problemen in dit geval dus het
probleem om de slingertijd en daarmede de versnelling van de
zwaartekracht te bepalen uit gestoorde slingerbewegingen in
mathematische vorm te gieten. Het gemak waarmede Vening
Meinesz differentiaalvergelijkingen hanteerde veelal met het
gebruik van complexe functies geeft de lezer met een meer
schoolse opleiding in de wiskunde wel enige moeilijkheden. Daarbij
werkt echter de veel voorkomende meetkundige demonstratie van
de vergelijkingen weer verhelderend.
Reeds gedurende deze waamemingsperiode wijdde Vening
Meinesz zich aan de geodetische en geofysische analyse van de
waarnemingen. Als geodeet was hij hierbij geïnteresseerd omdat
ze een bijdrage leverden tot de vormbepaling van de aarde. Grote
bekendheid heeft verworven zijn publikatie van 1928 ,,A formula
expressing the deflection of the plumbline in the gravity anomalies
and some formulae for the gravity field and gravity potential
outside the geoid", waarin hij, voortbouwend op de theorie van
Stokes, de schietloodafwijkingen afleidt uit zwaartekrachts
anomalieën. Naast de klassieke astronomisch-geodetische methode
kan deze gravimetrische methode voor de bepaling van deze schiet
loodafwijkingen op het vasteland bij een voldoend dicht zwaarte-
krachtsnet worden toegepast. Op zee is Vening Meinesz'
methode echter de enige en ze werd voor het eerst op grote schaal
toegepast door Dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk in zijn
publikatie: „Plumbline deflections and geoid in Eastern Indonesia"
1946, waarbij de waarnemingen van Vening Meinesz werden
gebruikt.
Als geofysicus gebruikte Vening Meinesz zijn waarnemingen
tot bestudering van de starre aardkorst. Voor zijn onderzoek zowel
in geodetische als in geofysische richting ging hij uit van de grond
gedachte der isostasie, het hydrostatische evenwicht van de aard
korst met de daaronder gelegen zwaardere massa van de mantel,
welke gedachte als regel door zijn metingen werd bevestigd. In
die gebieden echter waar de zwaartekracht grote afwijkingen
vertoonde, waar grote isostatische anomalieën voorkwamen,
trachtte Vening Meinesz hiervoor een verklaring te vinden. Een