Opmerkingen, i. Als de gevraagde grootheid met behulp van
het proceduresysteem niet is te berekenen meldt
het programma dit met de uitdrukking „lam is
op deze wijze niet te berekenen".
Ook worden de waarden van de parameters i, k, j, p en n opge
geven.
2. Hoewel een lambda-grootheid in feite slechts betrokken is op
twee punten, in het procedurehoofd aangegeven door de parameters
i en k, moet men toch steeds een derde puntnummer opgeven. Dit
is noodzakelijk, omdat in een aantal gevallen voor de berekening
van een lambda-grootheid een pi-grootheid gebruikt moet worden.
Het derde punt van de pi-grootheid wordt in het procedurehoofd
van lam opgegeven door de parameter j. De gang van zaken kan
door een eenvoudig voorbeeld worden toegelicht:
In fig. 4-1 zijn gegeven <j>lt5 en a5lll3. Zijn deze grootheden
door middel van de procedures lamberg en piberg in het geheugen
opgeborgen, en wenst men te verkrijgen <f>lt5 en <^lj3, dan kan dit
met behulp van de opdrachten
fi 15: lam (x, 5, 5, 1, 2);
fi 13: lam (1, 3, 5, 1, 2);
In de eerste aanroep is het derde puntnummer (5) willekeurig
gekozen (maar oneven en kleiner dan 2 X nz 1). In de tweede
aanroep moet 5 als derde puntnummer worden ingevuld, omdat
gebruik wordt gemaakt van a5>li3.
3. Indien een grootheid met de procedure lam wordt berekend,
wordt deze met behulp van de procedure ook in het geheugen
opgeborgen.
Functie-procedure pi. Met behulp van deze procedure is het
mogelijk een pi-grootheid te berekenen of terug te zoeken.
pi heeft het volgende procedurehoofd:
real procedure pi (j, i, k, n)
Ook de procedure pi is dus van het type real.
243
5
1
fig. 4-1