De vervaardiging van deeltekeningen voor gekleurde kaarten
heeft in de afgelopen jaren bij de Topografische dienst een interes
sante ontwikkeling doorgemaakt. Was het in de aanvang zo, dat
men positieve gidsen prefereerde op graveerfoliën, nu worden ook
vaak negatieve gidsbeelden toegepast. Dit ligt in feite voor de hand,
want als men de negatief-gravure toepast (dwz. waarbij men na de
voltooiing van de gravure niet overgaat tot inzwarten van het beeld
en wegwassen van de graveerlaag)kan men de reeds gegraveerde
tekeningen direct, dus zonder dat er langs fotografische weg repro-
dukties van behoeven te worden gemaakt, kopiëren op de tekening
drager voor de volgende kleur.
Bij de Topografische dienst verloopt deze methode als volgt.
Men gaat uit van een negatief van een basistekening (alg. negatief).
Allereerst wordt zo'n negatief voorzien van ponsgaten met behulp
van een ponsapparaat. (Zie (24).) Vervolgens neemt men een on
belicht vel Stabilene met gele graveerlaag, voorzien van een diazo
emulsie. Dit wordt vooraf voorzien van dezelfde ponsgaten. Daarna
kan men op een glazen plaat, waarop nokken zijn aangebracht,
beide geponste vellen op elkaar leggen. Door nu de glazen plaat met
beide vellen (negatief vel gele folie) in een vacuümraam te
plaatsen, kan een goede belichting plaats vinden. Na ontwikkelen
ziet men op de belichte tekeningdrager een volledig zwart veld,
doorsneden met gele lijnen, nl. daar waar het algemeen negatief
doorzichtig was, dus op de plaats van de lijnen van het kaartbeeld
van de basiskaart. Op de belichte tekeningdrager worden nu alleen
die lijnen gegraveerd (zo nodig met vertekening), die later zwart
gedrukt op de kaart moeten verschijnen.
Vervolgens wil men een gids vervaardigen voor de gravure van
de blauwe lijnen. Daartoe wordt vooraf eerst weer een onbelicht
vel Stabilene met gele graveerlaag en diazo-emulsie geponst,
waarna men daarop eerst het algemeen negatief (kort) belicht.
Daarna verwisselt men dit algemeen negatief voor de gravure
„zwart" en belicht deze langer. Het resultaat, na ontwikkelen,
toont weer een zwart beeld met grijsachtig de lijnen van het alge
meen negatief en veel lichter de lijnen van de gravure „zwart". Het
passen der verschillende vellen is bijzonder goed door toepassing
van de geponste gaten. Bovendien is nu inpassen in een donkere
kamer mogelijk.
Daarna kan men de gravure „blauw" gaan bewerken, waarbij de
vertekende lijnen goed zichtbaar zijn. Voor een volgende gids be
licht men weer eerst het algemeen negatief (kort) en daarna (lang)
de gravures „zwart" en „blauw". Zo is het splitsen van een basis
tekening in deeltekeningen zonder extra fotografische tussenstappen
uitstekend mogelijk.
Deze nieuwe toepassing in het gebruik van gegraveerde negatieven
toont aan dat nog steeds vereenvoudigingen en verbeteringen
mogelijk zijn en ongetwijfeld zal een verdere ontwikkeling hierin
nog volgen.
300