1. De punten in de lichtste partijen van het model moeten op het negatief elkander juist raken of ruim over elkaar heen vallen, afhankelijk van de toepassing. Worden de kopieën later in de éénfase etsmachine verwerkt, dan moet de sluiting van de lichtpunten veel groter zijn. Voor de offsetopnamen moeten de punten goed sluiten, maar zij moeten kleiner zijn dan voor een cliché-opname, omdat geen extra diepte behoeft te worden gegeven. De punten kunnen daarbij later tijdens de correctie van de toon verhouding door verzwakken op de juiste grootte worden teruggebracht. 2. De punten in de donkerste partijen van het model moeten op het negatief zo klein mogelijk zijn, maar een goede dekking hebben (schaduwpunten) 3. Alle toonwaarden van het model moeten op het negatief in de juiste puntgrootte aanwezig zijn met zo min mogelijk verlies aan tekening. 4. De rasterpunten moeten zo scherp mogelijk staan, omdat een verloop kan leiden tot onbetrouwbaarheid en wolkerigheid. b. Contactrasters De contactrasters hebben een zgn. opgebouwde rasterpunt, waar bij de punten een verlopende zwarting vertonen, namelijk een kern met de meeste dekking, terwijl deze naar de kanten van de punt toe steeds minder wordt. Dit in tegenstelling tot de optische rasters, waarbij de lijnen volkomen gedekt en scherp begrensd zijn. Contactrasters worden tegenwoordig veel toegepast, vooral voor offset. Voor negatief en positief hebben zij niet dezelfde op bouw. Door het toonverloop van de rasterpunten zelf is het mogelijk de grootte daarvan te beïnvloeden door de hoeveelheid licht. Bij gebruik van een contactraster dient dit met de beeldzijde in contact te worden gelegd met de emulsielaag van de lichtgevoelige film. Dit contact moet zuiver zijn om onderstraling en daardoor ver breding van de lijnen of de punten te voorkomen. Contactrasters kunnen ook worden gebruikt in de camera of de vergrotingsapparatuur mits zij in contact worden gelegd met de lichtgevoelige film. Bij normaal gebruik van de camera staat het beeld voor offset verkeerd. Men zal dan tevens gebruik moeten maken van een optisch omkeersysteem. Veelal wordt mede daarom de indirecte methode gevolgd, waarbij men de met de camera opgenomen negatieven na correctie rastert bij terugcontacten naar diapositief. Wanneer men het contactraster gebruikt voor rechtstreeks con- tactwerk, dient men puntlicht te gebruiken, omdat dit vrijwel geen lichtverstrooiing geeft. Wanneer men rastert van negatief naar positief zal, doordat het raster in contact moet liggen, het beeld niet contact liggen. Beter gaat dit bij het rasteren, uitgaande vanuit positief naar negatief, omdat men nu tweemaal na elkaar kan belichten. 303

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 13