van de hoeken 39°02j' en 35°02' die ik in fig. 6 heb aangegeven.
Dat hij geen i9i°27fvindt maar I9i°26' komt doordat hij op voor
mij onverklaarbare wijze bij deze berekening de hoek 74°32' in
Alkmaar heeft gewijzigd in 74°33f'. Natuurlijk betekent dat
verschil niets bij de kapitale fout die hij maakt door het verschil
in meridiaanconvergentie tussen Leiden 42'28,94") en Alkmaar
3o'34,99") niet in rekening te brengen. Het bedraagt bijna 12'.
In werkelijkheid is het astronomisch azimut van Leiden naar
Alkmaar i7°59'oo,ir" en dat van Alkmaar naar Leiden I98°ii'o2,26".
Het azimut van Alkmaar naar Bergen op Zoom is I94°03'oi,87".
Het verschil 4°o8'oo,39" van de laatste twee waarden is, afgezien
van de hoekjes tussen boog en koorde, vergelijkbaar met de hoek
LAlBz 4°ooJ' uit fig. 6, omdat in dit verschil zowel het verschil
in meridiaanconvergentie tussen Leiden en Alkmaar is verdwenen
als de fout in de astronomische oriëntering van het driehoeksnet.
De „breedteverschillen" LP en A IQ tussen Alkmaar en Leiden
en tussen Alkmaar en Bergen op Zoom berekent Snellius ver
volgens uit de twee rechthoekige driehoeken in fig. 6. Dat tussen
de triangulatiepunten Alkmaar en Leiden is volgens hem 14214,9
roeden, dat tussen Alkmaar en Bergen op Zoom 34018,2 roeden
[25]. Het eerste onderspant (zie blz. 28) een hoek (52°4o'3o"
6,7") (52°io'3o" 11,6") 29(55,1", het tweede een hoek
(52°4o'3o" 6,7") (5i°29'oo" 4,0") i°n'4o,7". Uit deze
gegevens berekent men dat een graad op de meridiaan resp. 28507
(28510) en 28476 (28473) roeden zou vertegenwoordigen. De be
dragen die tussen haakjes staan heeft Snellius op een iets andere
wijze op blz. 198 en 197 berekend. Ze wijzen er op dat hij zich hier
bij zijn berekeningen niet heeft vergist. Over zijn resultaat toont
hij zich tevreden: „beide berekeningen hebben eenzelfde bedrag
opgeleverd, zo dicht mogelijk".
Het gemiddelde, dat hij afrondt op 28500 roeden, is 3,65
fout (te klein). Immers de juiste waarde is - ^82650
P 57.29578
111398,3 m 29580,0 roeden. Met de lengten AIL en AlBz uit het
vereffende net en met de vereffende hoeken doch met de foutieve
breedten en de foutieve oriëntering vindt men volgens de rekenwijze
van Snellius dat 1° op de meridiaan zou overeenkomen met
resp. 28423 en 28359 roeden. Hier is het afgeronde gemiddelde
28400 roeden ca. 4,0 te klein.
Dat ik in het begin van de voorlaatste alinea het woord breedte-
verschillen tussen aanhalingstekens heb gezet komt doordat
Snellius in zijn juist beschreven werkwijze een principiële fout
heeft gemaakt. Immers ik beperk me hier tot het breedteverschil
tussen Alkmaar en Bergen op Zoom het lag in zijn bedoeling
de lengte van de meridiaanboog tussen Alkmaar en de parallelcirkel
van Bergen op Zoom te bepalen. Hij heeft deze, om het met heden
daagse begrippen aan te geven, berekend uit AIQ AlBz cos AlBz
3i