64
kocht. Hoe kunnen deze twee zo op het oog tegenstrijdige
ervaringen met elkaar in verband worden gebracht en als uit
gangspunt dienen voor een doelbewust en doelmatig gepland
bouwbeleid
In de eerste plaats zal deze rudimentaire ervaringskennis zodanig
moeten worden geordend, dat de beleidsman kan weten:
Van het totaal aantal huishoudingen van personen, dat valt in de
inkomensklasse A heeft y% geen of geen passende woning. Van
de koophuizen in de grote steden, waarvan de koopprijs in de klasse
Z valt en die (bijv.) 4 kamers bevatten, staat zoveel procent langer
dan 6 maanden leeg.
Het opstellen van dergelijke systematische overzichten eerste
voorwaarde voor het ontwerpen van een plan vraagt onderzoek.
Dit type onderzoek, dat tot doel heeft feiten te registreren en te
ordenen, kunnen we aanduiden met de term inventariserend onder
zoek.
Het beschikken over een zo nauwkeurig mogelijk overzicht van
de bestaande situatie moet het uitgangspunt zijn voor elk ra
tioneel beleid en dus ook voor elke vorm van planning.
Zolang dergelijke inventarisaties beperkt kunnen blijven tot
objectief waarneembare en exact meetbare gegevens, ligt de zaak
betrekkelijk simpel. Dat is echter slechts zelden het geval. Om
dit weer aan ons voorbeeld te illustreren: Het aantal leegstaande
koopwoningen in een bepaalde prijsklasse kan geteld worden,
het aantal gezinnen van x personen zonder passende woning echter
levert al moeilijkheden op. Wat is immers een .passende" woning?
Welke criteria moet men hier aanleggen?
De gemakkelijkste weg schijnt te zijn, dit rechtstreeks aan de
betrokkenen te vragen: „Vindt u dat u op het ogenblik passend
gehuisvest bent Maar de waarde, die men aan de uitkomsten van
zulk een vraagstelling kan hechten, is uiterst gering. Ten eerste is
de beantwoording van een dergelijke vraag volkomen „vrijblijvend".
Zo kan iemand de vraag ontkennend beantwoorden, omdat hij
van mening is, dat hij maatschappelijk wordt ondergewaardeerd
en in staat zou moeten zijn een riant herenhuis te bewonen, doch
dit antwoord sluit dan zeker niet aan bij de realiteit. In de tweede
plaats kan iemand om de meest uiteenlopende redenen niet passend
zijn gehuisvest; bijv. omdat de straat te lawaaierig is, of omdat
er te weinig slaapkamers aanwezig zijn, of omdat hij als hartpatiënt
niet zoveel trappen mag lopen. Al deze redenen, hoe respectabel op
zichzelf ook, zijn onderling niet vergelijkbaar.
Dit voorbeeld moge duidelijk maken, dat men in de meeste ge
vallen niet kan volstaan met het stellen van enkele eenvoudige,
rechtstreekse wagen aan de betrokkenen, om te komen tot een
bruikbaar en betrouwbaar beeld van de situatie, dat geschikt is
dienst te doen als basis voor de opstelling van een plan.
Gelukkig beschikt het sociaal onderzoek tegenwoordig over een
arsenaal van meer verfijnde technieken óók enquetetechnieken