66
minder bedragen, dan zij in feite bedraagt. Dit dus ongeacht de
bevolkingstoename sedert 1899. Dergelijke veranderingen moeten
door het onderzoek worden opgespoord. Maar tevens de factoren,
die deze veranderingen teweeg brengen. Laat men deze factoren
immers buiten beschouwing, dan kan men niet meer doen dan der
gelijke veranderingen achteraf constateren. Weet men echter
waarmee dit soort van veranderingen samenhangt, dan kan men
ook iets meer zeggen over de te verwachten ontwikkeling in de
toekomst. In dit eenvoudige voorbeeld gaat het er dus om, na te
gaan in hoeverre de relatieve stijging van het aandeel der gehuwden
in de bevolking samenhangt met:
a. de dalende geboortecurve;
b. de langere levensduur der bevolking;
c. de toegenomen welvaart
d. andere sociale factoren.
Hetzelfde geldt voor veranderingen in grootte en samenstelling
der huishoudingen. Terwijl het aantal personen in huishoudingen
tussen 1900 en 1965 ruim verdubbelde, is het aantal huishoudingen
in die tijd verdriedubbeld. Pas na dergelijke verfijningen is het
mogelijk méér te doen, dan enkel het vrij willekeurig door
trekken van een grafische lijn naar de toekomst. Maar er is meer.
Huizen hebben bovendien een lange levensduur en de getroffen
voorziening moet ook op langere termijn tegemoet komen aan de
behoeften. Verder is het de vraag of niet alleen de samenstelling
der huishoudingen gaat veranderen, maar ook of er veranderingen
optreden in de vraag in de richting van hetzij ruimere woningen,
hetzij compactere, doch technisch comfortabeler woningen. Ook
dient men zich af te vragen of het tekort vooral blijft drukken op
de grote steden en industriegebieden, of dat er een verschuiving
optreedt naar meer landelijke of ontwikkelingsgebieden.
Allerlei vormen van structuuronderzoek kunnen dergelijke ont
wikkelingstendenties aan het licht brengen. Inzicht kan worden
verkregen in de voorwaarden, samenhangen en consequenties van
zulke processen.
Het is zeker niet altijd nodig of gewenst, dat het planologische
beleid dergelijke ontwikkelingen voetstoots volgt. Er kunnen
zwaarwegende redenen bestaan, om die ontwikkelingen in een an
dere richting om te buigen. Het nut van de kennis, die met behulp
van eerdergenoemde structuuronderzoeken kan worden verworven,
is dat bij de keuze van een bepaald beleid vrij nauwkeurig kan
worden aangegeven, door welke krachten dit beleid kan worden
doorkruist en hoe men eventueel tewerk moet gaan, om deze krach
ten in toom te houden.
Een actueel voorbeeld op dit gebied levert het probleem van de
sub-urbanisatie in Nederland. Het is bekend, dat er in de laatste
jaren een spectaculaire groei optreedt van stedelijke randgemeenten
en dat ook sommige landelijke gemeenten in snel tempo uitgroeien