75
een onderzoek moet gaan instellen, dat overeenkomt met het onder
zoek dat dient te worden ingesteld bij het doen van een successie
aangifte; een onderzoek, dat des te moeilijker zal zijn, omdat het
vaak geruime tijd na het overlijden plaatsvindt. Ook zal het zich
vaak over een langere termijn dan 30 jaar, de termijn, waarover
men, naar vaak wordt aangenomen, moet rechercheren, dienen
uit te strekken. Men denke slechts aan de gevallen, waarin er sprake
is van een making onder een voorwaarde of onder fideï-commissair
verband.
In de bovenstaande gevallen kan degene die de dupe is geworden
van een in de kadastrale registers voorkomende onjuiste tenaam
stelling althans nog worden tegengeworpen, dat in ons land een
negatief stelsel van publikatie en een kadaster met negatieve
rechtskracht vigeert, op welks gegevens men niet zonder meer
kan afgaan. Dit argument gaat echter niet op bij een onteigening
of bij een ruilverkaveling. Bij een onteigening ten algemenen nutte
worden diegenen als eigenaar van de te onteigenen percelen be
schouwd die als zodanig bij het kadaster bekend staan. Hetzelfde
geldt bij een ruilverkaveling 1). Zijn nu tengevolge van een on
juiste tenaamstelling op grond van een door een ondeskundige
ingediende successie-aangifte personen ten onrechte in de kadas
trale registers als eigenaren vermeld, dan worden zij op grond van
de Onteigeningswet of de Ruilverkavelingswet desondanks als
eigenaren van de bij de onteigening of de ruilverkaveling betrokken
percelen beschouwd. Weliswaar kan de werkelijke eigenaar tijdens
de onteigenings-of ruilverkavelingsprocedure nog tussenbeide
komen, doch dikwijls is er dan al veel kwaad geschied. Zo zijn bij
voorbeeld in dat geval vaak de termijnen waarbinnen men bezwaar
kan maken tegen een voorgenomen onteigening reeds verstreken
en heeft de aanvraag tot ruilverkaveling en soms zelfs de stemming
over het al of niet doorgang vinden daarvan, reeds plaatsgehad.
Door dit alles kan de werkelijke eigenaar van de betrokken percelen
ernstig worden gedupeerd, doordat hij niet meer in staat is zijn
bezwaren tegen de voorgenomen gang van zaken te berde te brengen.
Bij ruilverkaveling kan hij bovendien van de kans worden beroofd,
door het uitbrengen van zijn stem het al of niet doorgang vinden
van de ruilverkaveling te beïnvloeden.
Behalve bij onteigening en ruilverkaveling brengt het steeds
toenemende aantal onjuiste tenaamstellingen bij het kadaster
grote moeilijkheden teweeg bij het toepassen van allerlei publiek
rechtelijke en belastingwetten, zoals de Belemmeringenwet Privaat
recht, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Monumentenwet
en de Wet op de Grondbelasting. Bij de toepassing van deze wetten
pleegt men namelijk in belangrijke mate gebruik te maken van
gegevens die uit de kadastrale plans en registers blijken. Daartoe
1) Art. 3 Onteigeningswet 1851; art. 31, 34, 37, 42 en 51 Ruilverkavelings
wet 1954.