96
Deze tekst bevat impliciet twee zeer belangrijke noties, die van
nauwkeurigheid enerzijds en die van controle anderzijds. Hieruit
vloeit voort dat de numerieke topografie als werkwijze werd aan
genomen. Bij de aanvang werden de topografische werken volgens
de klassieke manier uitgevoerd, m.n. door driehoeksmeting, veel
hoeksmeting en detailmeting. Gezien echter de dichtheid van het
net, die varieert tussen 4 a 6 punten per hectare, en het jaarlijks
werkvolume dat schommelt tussen 20 000 en 25 000 ha werden
wij al spoedig verplicht aan de fotogrammetrie t.b.v. kaarten op
grote schaal te gaan denken. Het feit dat de klassieke landmeet
kunde en de fotogrammetrie naast elkaar worden toegepast, plaatst
ons in een gunstige positie en staat ons toe een objectieve kijk te
hebben ten aanzien van de snelheid van uitvoering, de kostprijs, de
nauwkeurigheid e.d. Wij zullen later op deze factoren terugkomen.
3. De klassieke methode
Hierover zullen wij het hier niet speciaal hebben, maar het is
nochtans goed een paar ideeën te onthouden.
De eerste idee betreft de rationalisatie van de veldwerkzaam-
heden. Deze rationalisatie werd grondig bestudeerd. Daar het
landmeetkundig werk voor een groot gedeelte een „techniek van
instrumenten" is, kan het zijn voordeel hebben het gebruikte in
strument zodanig te ontwikkelen dat het een automaat wordt.
Hier denken wij spontaan aan de codetheodolieten die als semi-
automaten niet zijn te verwaarlozen. Spijtig genoeg is de operatie
hiermede niet beëindigd, want de films moeten nog worden ont
wikkeld en in ponsband worden omgezet. De daartoe benodigde
hulpapparatuur kan men slechts rechtvaardigen als een voldoend
aantal theodolieten in gebruik is. Het draagbaar ponsapparaat
schijnt dan ook beter voor de praktijk geschikt te zijn. Wat echter
doorslaggevend is, is het feit dat deze code-theodolieten in het veld
moeten worden gebruikt in alle weersomstandigheden en worden
vervoerd onder ongunstige voorwaarden. Het jaarlijks aantal
herstellingen van landmeetkundige instrumenten is de beste aan
duiding.
De tweede idee betreft de automatisering van de berekeningen.
Hieromtrent bestaat geen twijfel meer; iedereen onder u is zeker
gewonnen voor een zo ver mogelijk doorgevoerde automatisering
op dit gebied. Blijft echter het gevaar van de grove fouten die, zij
het dan in de vorm van impulsen of „bits", de landmeter oneindig
veel tijd doen verliezen. Van dit gevaar bewust zijnde heeft de
dienst een bijzonder belangrijk programma ontwikkeld, dat de
naam kreeg „Detector van grove fouten". Dank zij dit programma
kunnen grove fouten in hoek en lengte met een praktisch absolute
zekerheid worden gelokaliseerd. Het metingsdossier wordt sys
tematisch gezuiverd en verbeterd. Het kan wel zeer aantrekkelijk
schijnen alleen nog ponsbandjes of ponskaarten te behandelen,