100 5-2 Relatieve oriëntering De oriëntering wordt verkregen als volgt: 1rotatie x rond de Z-as 2. rotatie 9 rond de Y-as; 3. rotatie co rond de Z-as. De matrices van deze rotaties zijn rx r9 r co cos x sin x 0 -sm x cos x o cos 9 o 0 1 sin 9 0 0 COS CO sin co 0 0 1 sin 9 0 cos 9 0 sin co cos co De totale rotatie-matrix, resultante van de 3 uitgevoerde rotaties in de volgorde x, 9, co is Rt p. rx- Uitgeschreven cos 9 cos x cos 9 sin x sin 9 cos o sin x sin co sin 9 cos x cos co cos xsin to sin 9 sin x sin co o sin co sin xcos co sin 9 cos x sin co cos x -f- cos co sin 9 sin x cos co cos Voor elk paar homologe punten van groep b (6 paar dus) wordt de vergelijking van de verticale parallax opgesteld, het stelsel van 6 vergelijkingen met 5 onbekenden opgelost, waaruit de elementen van de relatieve oriëntering 91, 92, co, xi, X2 der camera's volgen. Deze waarden worden uitgeschreven. Uitgaande van deze waarden berekent men de twee rotatiematrices Rt waarvan de negen termen op ponsband worden uitgevoerd. De schrijfmachine geeft de restparallaxen. Na elke benadering kan de rekenaar oordelen over het al dan niet voortzetten van de berekening. Voor elke iteratie krijgt men dus 2 groepen van 9 termen die de verschillende opeenvolgende matrices vormen. Twee iteraties zijn meestal vol doende om nulwaarden te vinden voor <pv <p2, kv x2, co. 5.3 Het vormen van het plastisch beeld In dit programma worden de matrices, verkregen na elke be nadering bij de relatieve oriëntering uit het vorig programma met elkaar vermenigvuldigd; hieruit krijgen we de „eindrotatiema-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 46