io6 zeer beperkt en het uitschakelen van systematische fouten kan maar gedeeltelijk in overweging worden genomen. De systematische fouten waarmee rekening werd gehouden zijn: 1. Richtingsfout (0,5 cm/ioom); 2. Niet horizontaal houden van de meetband (i° helling, 1 cm/100 m) 3. Doorbuigen van de meetband (4 cm/100 m) 4. Fout veroorzaakt door temperatuurverschillen (1 cm/ 100 m). Tenslotte kwamen wij tot de volgende tolerantieformule: t 0,065 l 0,78 TL, waarin L is uitgedrukt in meters en T in cm. Deze tolerantie is kleiner dan die welke destijds werden opgegeven door Lehmann en Neisecke, die beiden tot 19 cm komen voor 100 m, terwijl onze formule slechts 14 cm toelaat. Een grote reeks van metingen heeft evenwel aangetoond dat onze tolerantie wel zeer dicht de werkelijkheid benadert. 8.5.2. Afstanden uit fotogrammetrische coördinaten Als uitgangspunt nemen we het gemiddelde van de stan daardafwijking van de transformatie der machinecoördinaten in terreincoördinaten aan: 4 a 5 c,m 8.5.3. Toelaatbaar verschil tussen een gemeten en een berekende af stand Systematische fouten op de lengtemeting0,03 L I/2 op de berekende afstand: 2,6 X X se. r 2 Toevallige fout op de lengtemeting 0,78 TL. ec is de standaardafwijking van de coördinaten, die wij als constant aannemen (5 cm). T 0,03 L 0,78 TL 1,8 sc. 8.5.4. Praktische resultaten Voor een geheel van circa 3 000 afstanden tussen 0 en 200 m werden de volgende resultaten verkregen: verschillen tussen 0 en 3 cm: 32% van de gemeten afstanden; verschillen tussen 3 en 5 cm: 20% van de gemeten afstanden; verschillen tussen 5 en 10 cm: 22% van de gemeten afstanden;

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 52