Men bespaart zich hiermee veel rekenwerk. Overigens moet de
afstand tussen de punten van een dubbelpunt belangrijk groter
zijn om als eis voor de nauwkeurigheid een niet te kleine relatieve
standaardellips te krijgen.
Bij de veelhoeken worden de twee bekende benaderingsmethoden
behandeld. Van een veelhoeksnet met één knooppunt wordt de
benaderingsmethode genomen, waarbij de lengtemeting niet voor
de schaalfout wordt gecorrigeerd. Bij de nauwkeurigheidsbeschou
wingen is bij de afleiding van de invloed van de centreerafwij kingen
van instrument en signalen op de variantie van de hoek de grootte
van de hoek niet naar voren gekomen. De afleiding waarbij dit
gebeurt lijkt mij beter. Bij de variantie van een gemeten afstand
vinden wij de bekende grootheden a en b. Een tabel die bij lengte
meting met de band kan helpen bij het kiezen van een waarde
voor deze grootheden is er niet. Voor de grootte van de centreer-
afwijking doet de schrijver echter wel een voorstel. Relatief veel
regels worden gewijd aan de afleiding van de hoofd- en kruis-
varianties van het middelste punt van de tot de standaardvorm
herleide veelhoek; dit voor de beide methoden van vereffening.
Hieruit komen dan de verkenningsformules voort. De uitschakeling
van de ongunstige invloed van korte zijden en een behandeling van
excentrische afsluitingen besluiten hoofdstuk 16. Figuur i6-I5
is niet juist. Het hulppunt 5' in het verlengde van de korte zijde
4-5 moet zo worden gekozen, dat 5-5' (en niet 4-5') met de gemid
delde zijdelengte overeenkomt. Waarom hier overigens niet ver
meld, dat eerst 4 en 5' moeten worden verzekerd en dat 5 na de
richtingsmeting moet worden ingericht
In de hoofdstukken 17 tot en met 21 worden de metingen voor
grote technische projecten behandeld. Al wat tot nu toe is behandeld
komt nu tot een praktische toepassing. Na de taak te hebben be
sproken, die de geodetisch ingenieur daarbij heeft te vervullen,
wordt de aligneermethode van Prof. Van Heel, waarvan later
enige praktische toepassingen worden gegeven, besproken.
De nu volgende inhoud wordt alleen slechts kort beschreven, daar
de recensent zich hierover geen kritisch oordeel durft aan te matigen.
De belangrijke rol die de terrestrische fotogrammetrie zowel
boven als onder de grond kan spelen wordt genoemd en getoond.
Dit laatste aan de hand van een tweetal kaartjes van hetzelfde
gebied. Het ene kaartje is gemaakt met behulp van een tachy-
metrische terreinopneming, het andere met behulp van fotogram
metrie. Het verschil is frappant. Na het beschrijven van de volledige
uitrusting wordt alleen de opneming van het terrein besproken.
Een drietal interessante voorbeelden toont vervolgens de mogelijk
heden die de terrestrische fotogrammetrie biedt.
Aan een aslijn in het terrein ten behoeve van het aanleggen van
verkeerswegen, spoorbanen, pijpleidingen, aquaducten, enz. worden,
afhankelijk van het werk, verschillende eisen gesteld. De werk
zaamheden, nodig om deze lijn uit te zetten, worden beschreven
Ill