behoefte aan een studieboek waarin de nieuwste instrumenten en methoden systematisch worden behandeld. Wil men verouderde onderwerpen behandelen omdat ze instructief zijn zie het „Woord vooraf"dan mag dit bij de lezer niet tot misverstanden aanleiding geven. Erkend moet worden dat de meeste schrijvers in dit soort onvol komenheden vervallen. Als er de laatste 30 jaar in West- Europa nog nonius-theodolieten zijn verkocht, zal dit aantal wel zijn te ver waarlozen. Niettemin komt in vrijwel elk studieboek bij de be spreking van de theodoliet en het gebruik daarvan het woord nonius nog veelvuldig voorals een niet uit te roeien onkruid en zelfs wanneer het zonder bezwaar kan worden vervangen door de woorden index of aflezing. De eenvoudige tiendelige nonius, zoals die bij de planimeter en prisma-afstandmeter voorkomt, rechtvaardigt geen uitvoerige bespreking meer (blz. 72 en 73). Nu de logaritmentafel in de landmeetkunde wel geheel is vervangen door de rekenmachine, desk-top of gewone computer is het te hopen dat het woord logaritme binnen de 30 jaar uit de landmeetkundige studieboeken zal verdwijnen. Bij de afbeelding van een bepaalde theodoliet verwacht de lezer een beschrijving van die kenmerken, waarin het instrument zich van andere, of van andere typen onderscheidt en geen vermelding van algemeenheden, zoals bijv. een ingebouwde verticale rand (blz. 176), de aanwezigheid van afstandlijnen op het diafragmaplaatje (blz. 173), van een negatieve instellens, een optelconstante O, een klem- en micrometerschroef op de eerste, tweede en repetitieas (blz. 175), de aanwezigheid van een opzetboussole e.d. Deze op merkingen behoren in een algemene inleiding thuis. De afbeelding van de vóóroorlogse Zeiss Th III is vervangen door die van de naoorlogsemaar de oude beschrijving is onveranderd gebleven (behalve dat drie woorden zijn uitgevallen). Jammer, want de geheel nieuwe constructie heeft enkele bijzonderheden, die het bespreken wel waard zijn, zoals de mogelijkheid om het instrument te gebruiken naar keuze als snelle theodoliet voor een voudig werk of als precisie-instrument voor de invarbasisbaak. Een gelijke opmerking geldt het laatste model van de optische repetitietheodoliet II van Miller (fig. 173-2), waarvan de bijbeho rende tekst betrekking heeft op een noniustheodoliet. De laatste zin van hoofdstuk X.g is onjuist (ook bij een automati sche instelling van de verticale rand bestaat de mogelijkheid van een indexfout). Deze vergissing is tevens een aanwijzing hoe wense lijk het is bij automatische constructies (inclusief waterpasinstru menten) de aandacht te vestigen op de regeling daarvan. De absolute waarde van de declinatie van de boussole is voor de landmeter van geen belang, omdat elk instrument zijn eigen fout heeft, die afhankelijk is van de stand van de 0-2008-lijn bij de doosboussole of van het spiegeltje bij de (Wild-) buisboussole ten opzichte van de vizierlijn. Bij de meeste boussoles is de algebraïsche ii4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 60