6o bestemmingsplan dient te voldoen, is opgesomd in het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, dat ook op i augustus 1965 in werking trad. In artikel 10 van dit besluit wordt bepaald, dat een bestem mingsplan alsmede een ontwerp daarvoor vervat worden in: één of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de bestem ming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen, voorzover deze voorschriften in verband met de bestemmingen nodig zijn. Artikel 11 van hetzelfde besluit geeft nadere bepalingen over deze kaarten en is daardoor voor de geodeet interessant. Voor de kaarten behorend bij het bestemmingsplan worden daarin de volgende voorschriften gegeven a) de kaarten worden getekend op een duidelijke topografische ondergrond b) de begrenzing van het gebied, waarop het plan betrekking heeft, wordt met een duidelijke lijn op de kaarten aangegeven; c) de kaarten worden vervaardigd op een schaal van tenminste 1 op 10000; d) uit de kaarten moet blijken de aansluiting van het in het plan begrepen gebied aan het daaromheen gelegen gebied; e) voorzover in het plan gronden begrepen zijn, die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen, worden deze gedeelten vervat in één of meer kaarten op een schaal van ten minste 1 op 2500, waarop kadastrale grenzen, sectie en nummers van de in deze gedeelten van het plan begrepen percelen zijn aangegeven f) indien gedeelten van het plan als bedoeld onder e) in afzonder lijke kaarten zijn vervat, moet uit een overzichtskaart op een schaal van tenminste 1 op 10000 blijken de aansluiting van deze gedeelten onderling en aan het overige in het plan begrepen gebied alsmede aan het daaromheen gelegen gebied; g) op de kaarten worden schaal en noordpijl aangegeven en wordt op een schaal van tenminste 1 op 200 een dwarsprofiel met ver melding van maten van de voornaamste wegen bijgevoegd; h) op de kaarten worden de bestaande bebouwing en de namen van de belangrijkste wegen, straten en waterwegen aangegeven. Bij deze voorschriften is aansluiting gezocht met de praktijk zoals deze zich onder de wet van 1901 heeft ontwikkeld. Een nieuw element is het voorschrift van de topografische ondergrond van de plankaarten. Zelfs is overwogen om voor te schrijven de hoogte lijnen op te nemen, maar het leek te ver te gaan, dit tot een algemeen voorschrift te maken. In de nota van toelichting op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening wordt wel gezegd, dat voor een geac cidenteerd terrein het opnemen van hoogtelijnen op de plankaarten aanbeveling verdient.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 6