158 vertaald in de exacte taal van de wiskunde, gaat dit gepaard met verlies van details; men moet echter van een model eisen dat het de relevante aspecten van een situatie weergeeft. Wanneer men te veel op de redenering en de wiskunde vertrouwt, loopt men de kans dat een slecht model het resultaat is; een voorbeeld is de bekende paradox van Achilles en de schildpad. Het meest rele vante aspect van de werkelijkheid is hier dat een hardloper een schildpad inhaalt en voorbijloopt, en elk model dat tot een andere conclusie komt, deugt eenvoudig niet. Met welke problemen uit de werkelijkheid houdt de statistiek zich nu bezig Dat zijn problemen waar onzekerheid een essentieel onderdeel van vormt. Men wil nu deze onzekerheid te lijf gaan en moet haar daarom in een model „vangen". De meest perfecte onzekerheid wordt geleverd door een aselector, die men zich kan voorstellen als een machine die bij een druk op een knop een getal levert dat één van de k ingebouwde mogelijke uitkomsten is. De machine moet zo gebouwd zijn, dat de uitkomst zo onvoorspel baar mogelijk is, dwz. men moet bij het voorspellen van een uit komst niet systematisch kunnen „winnen". Dit is dus een negatieve definitie. Welnu, zulk een aselector kan men maken. Een eenvoudig voorbeeld is het werpen met een munt. Door twee keer te werpen en alleen de uitkomsten kruis-munt en munt-kruis te rekenen kan zelfs een onzuivere munt een zeer goede aselector leveren. Men kan de definitie van onvoorspelbaarheid die is gebaseerd op een materiële aselector vergelijken met de definitie van massa waarvan de meting ook op een materiële standaard berust. Een aselector moet goed genoeg zijn voor het doel waarvoor men hem wenst te gebruiken. Het is nooit te bewijzen dat geen enkel spelsysteem bestaat dat van een aselector kan winnen, maar dat geen enkele aselector theoretisch perfect zal zijn, is volstrekt niet essentieel. Uit de onvoorspelbaarheid volgt, dat in een reeks uitkomsten van de aselector geen systematische verschillen voorkomen tussen de aantallen malen dat elk der mogelijke uitkomsten optreedt. Heeft men nu een eindige verzameling elementen waarvan een deel de eigenschap A bezit, dan kan men de kans om bij trekking van een element er een met de eigenschap A te krijgen, definiëren als: het aantal elementen dat de eigenschap A bezit gedeeld door het totale aantal elementen in de verzameling. Wanneer men nu hierbij voegt, dat bij de trekking het te trekken element door een aselector wordt aangewezen, dan is daarmee de definitie van Laplace operationeel gemaakt. Men werkt hier met eindige frequentiequotiënten in eindige verzamelingen. Dit is geen bezwaar, omdat in de werkelijkheid alles eindig is. Een en ander kan wat gegeneraliseerd worden om het gebruik te vergemakkelijken; dit is een kwestie van wiskundige axioma's. Het geschetste model is alleen bruikbaar als er in werkelijkheid een aselector in het spel isin vele gevallen is dit inderdaad impliciet het geval. Wanneer men met gebruikmaking van een model tot

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 40