177
lende medewerkers. En de „langzaamste schakel" daarvan bepaalde
tenslotte de verschijningsdatum. Hoe dit ook zij, de index is er.
De N.L.F. heeft de uitgave anderzijds slechts durven ondernemen,
doordat de Rijkscommissie voor Geodesie haar daarbij van meet af
aan krachtdadig steunde. Deze commissie komt derhalve hier
eveneens een oprecht woord van dank toe. En dat uit naam van
alle beoefenaren der Geodesie. Niet alleen de Nederlandse! Want
ook de Nederlandse index zal pas, mét het basisdeel, volledig tot
zijn recht komen zodra ook (de) andere indexen klaar zijn.
Het voornaamste aandeel in het werk dat voor zo'n uitgave is
vereist, werd echter toch wel (opnieuw!) door de heer Harkink
geleverd. De index is ingenaaid in een lichtblauw omslag. Hij heeft
hetzelfde formaat als het basisdeel. Het boek telt 92 blz. Het
bestaat uit twee gedeelten. En wel: een „concordantie" op het
basisdeel (witte bladzijden), en een „alfabetische index" op de
concordantie (lichtgele pagina's). Onder „concordantie" versta ik
hier een lijst van termen die volkomen parallel loopt aan die van
het hoofddeel. Slaat men in het laatste bijv. term D 21 op (degré),
dan vindt men daarbij vier betekenissen (met definities). Neemt
men nu de Index ter hand, dan vindt men daarin, onder de „con
cordantie", dus eveneens bij D 21 (blz. 15), de Nederlandse vertaling
der vier bovenbedoelde betekenissen. Voor ons is de belangrijkste
van die vier de betekenis: „oude (of sexagesimale) graad". Zoekt
men nu in de „alfabetische index" onder „graad" (blz. 61), dan
vindt men daar natuurlijk de verwijzing naar D 21 terug, maar
bovendien bij: „graad, centesimale die naar G 46. Daar vindt
men in het hoofddeel: „grade". En in de Nederlandse concordantie
vindt men bij G 46 natuurlijk „nieuwe graad", met nog twee,
iedere collega bekende, synoniemen. Men ziet uit dit voorbeeld
hoe zorgvuldig Harkink te werk is gegaan.
Ook uit een door hemzelf, in „Een woord vooraf", gegeven
voorbeeld kan dit blijken. Op blz. 5 wordt daar verklaard hoe men
via een term als „aanvullende clausule", waarachter twee ver
wijzingen naar het basisdeel staan (A 180 en C 189), tot de slotsom
komt dat men bij vertaling van deze term in het Engels, de keus
krijgt tussen: „additional clause" en „endorsement". Zoekt men
nu de laatste term in de Engelse index (van het basisdeel natuurlijk!)
op, dan stuit men wederom op twee verwijzingen naar termen uit
het hoofddeel: C 189 en A 111. De eerste dezer twee werd ook bij
„aanvullende clausule" genoemd. De andere (A m) toont aan
dat „endorsement" (behalve dus aanvullende clausule), ook „noot"
(aanmerking) kan betekenen.
Harkink heeft dit voorbeeld waarschijnlijk opzettelijk zo geko
zen, om aan te tonen met hoeveel voetangels en valkuilen de weg
van de vertaler is bezaaid. De moeilijkheid zit hem in het verschijn
sel, dat de betekenis spreiding van woorden uit verschillende talen,
die volgens een woordenboek hetzelfde betekenen, in die talen
onderling uiteenloopt. Ieder die wel eens iets tracht te vertalen