gedragen. Grondslag voor de kostenomslag is, in beginsel, het nut dat men van de verkaveling heeft gehad. Om dat te kunnen bepalen, wordt een tweede schatting uitgevoerd. Die ter bepaling van de „waarde" heet dan de eerste schatting. Bij een ruilverkaveling wordt altijd een „plan van voorzieningen" opgemaakt (egalisering, drainering, ontsluiting, e.d.). Welnu, bij de tweede schatting wordt nagegaan in hoeverre de geprojecteerde voorzieningen zijn ver wezenlijkt, en voor hoeveel men daarvan heeft geprofiteerd. Op grond hiervan moet men een bepaalde bijdrage betalen. Het resul taat wordt neergelegd in de „Lijst van geldelijke regelingen". Men kan de kosten die men krachtens deze lijst moet voldoen, afbetalen als „Ruilverkavelingsrente". Die rente moet worden berekend. De renteberekening is dus een belangrijk, en tevens afsluitend, onder deel der procedure. Men zou haar het „nagerecht" der ruilverkave lingsmaaltijd kunnen noemen, zoals de stemming het voorgerecht was. De toedeling wordt tenslotte neergelegd in de „Ruilverkave lingsakte". Daarin worden de kavels omschreven die men krijgt toegedeeld. We komen zo, samenvattend, tot de volgende vijf „hoofdfasen" der ruilverkavelingsprocedure. En wel: 1. Stemming. 2. Schatting. 3. Toedeling. 4. Geldelijke regelingen. 5. Renteberekening. Als „bezegeling" komt hier nog bij (niet er na; het geschiedt na de toedeling) het opmaken der akte en de toepassing daarvan, via een „Ruilverkavelingsstaat nr. 75", in de (kadastrale) legger. Ook de berekende rente moet t.z.t. nog in de legger worden verwerkt. Dat geschiedt d.m.v. het formulier R 14. Er moet hierbij nog op drie bijzonderheden worden gewezen. Ten eerste is lang niet elke verkaveling een zuivere „eigendomsverkave- ling". Parallel daarmee, soms dwars er doorheen, loopt een andere: de gebruiks- of pachtverkaveling. Art. 18 van de wet zegt: „iedere pachter van tot het blok behorende onroerende goederen heeft recht op het in pacht verkrijgen van een waarde in kavels naar dezelfde maatstaven als in de artikelen 10 en 11 voor de toedeling zijn bepaald''. Een ruilverkaveling is dus in beginsel een „eigendoms verkaveling", maar vaak tegelijk, soms zelfs grotendeels, een ,gebruiksverkaveling' Ten tweede is hier de opmerking op zijn plaats dat, net als andere rechten naar aard en omvang gehandhaafd blijven, ook het hypo theekrecht door de verkaveling niet wordt aangetast. Art. 28 van de wet bepaalt dat de hypotheken, met behoud van hun rang, overgaan op de kavels die, in plaats van het onroerend goed waarop zij rustten, worden toegedeeld. Men moet derhalve, behoudens de zakelijke genotsrechten en de pacht („gebruiksrechten"), ook de „zakelijke zekerheidsrechten" (de hypotheken) in zijn administratie betrekken. 203

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 23