208
voor welke t.z.t. wellicht nog ponskaarten kunnen worden gebruikt.
Sommige der in dit overzicht genoemde formulieren komen in de
H.R.W.-lijst niet (meer) voor (2), andere (nog) niet (15, 17 en 27).
Dit hangt samen met de reeds in par. 1.2 gememoreerde andere
opzet der ponskaartenmethode. Enkele zijn geheel voor intern
administratief gebruik (20, 22, 23, 24 en 28), en hebben dus voor
ons betoog geen betekenis.
Nr. 5 is nodig om aan de legger ontleende naamgegevens te
verifiëren en aan te vullen. Nr. 7 wordt gebruikt om na te gaan of
openstaande hypotheken wellicht (hadden) kunnen worden door
gehaald. Nr. 10 is, net als bij het kadaster, een controleformulier,
nodig na toepassing van „mutaties", als overboekingen e.d. Bij
nr. 15 wordt van legger-extract gesproken, omdat niet alle percelen
van een artikel in de verkaveling behoeven te vallen. Bovendien
heeft men niet alle „leggergegevens" van een perceel bij de ver
kaveling nodig. De „verrekenposten" (Nr. 30) komen nog ter sprake
als we de schatting behandelen. (Zie par. 9.5.).
3.2. De gegevens. Er komen aan de samenstelling van de in
bovengenoemd overzicht genoemde registers in wezen slechts twee
soorten gegevens te pas. Die omtrent (rechts)subjecten (personen)
en die nopens (rechts)objecten (percelen). Er komen aan het maken
der P-formulieren dan ook in feite slechts twee soorten ponskaarten
te pas: naamponskaarten en perceelponskaarten. Soms vindt men
de namen apart (R 2), soms de percelen alleen (R 3). Vaker stuit
men op overzichten waarin namen en percelen gecombineerd voor
komen, of worden gebruikt (R 1, R 15, R 27, e.d.). Dan weerspiegelt
het bewuste overzicht een bepaalde verhouding tussen percelen en
personen. Bovendien zijn het soms, of kunnen het althans zijn,
dezelfde personen en/of percelen, maar in een andere combinatie.
Bijv. R 15 en R 27. Of R 19a en R 19b. Tenslotte worden dezelfde ge
gevens ook nog enige malen na elkaar gebruikt. Eerst maken we
R 15 en R 27, enige tijd later R 1 en R 9. Het is juist dit gebruik
van dezelfde gegevens, hetzij gelijktijdig in verschillende combi
naties, hetzij na elkaar (en dan soms weer in andere combinaties),
dat de toepassing van ponskaarten en de aanwending van computers
aantrekkelijk maakt. De ponskaart houdt de daarin neergelegde
gegevens vast, zodat ze later opnieuw kunnen worden gebruikt.
De computer brengt de voor verschillende combinaties nodige
hergroeperingen van dezelfde gegevens foutloos en „sluitend" tot
stand. Ook de mens kan dat wel, maar hij vergeet licht iets. De
computer „vergeet" niets. Mits goed geprogrammeerd en van goede
gegevens voorzien. „Goed" betekent hier dat de gegevens foutloos
moeten zijn en dat er geen gegevens mogen ontbreken. Een nauw
gezette controle op de „uitgangsgegevens" is daarom een conditio
sine qua non voor een goed resultaat. Een computer kan nl. niet
(wat een mens wel kan) al werkende fouten en omissies herstellen.
Hij lijkt op Ollie B. Bommel. Die is, als „Heer van Stand", groot
en machtig, maar dom. Eenmaal op het verkeerde spoor, draaft hij