210
ingericht, kan iemand ook uit dien hoofde nog in verschillende
artikels opduiken. Kortom: én het aantal malen dat één persoon
in de legger kan optreden, én het aantal personen dat in één tenaam
stelling kan voorkomen, zijn in wezen onbepaald.
Het aantal percelen dat op één leggerartikel geboekt kan staan
is eveneens onbepaald. Het doet er hierbij niet toe of men ze tegelijk
dan wel na elkaar heeft verworven. Wel staan ze t.o.v. de in de
tenaamstelling genoemde perso(o)n (en) in dezelfde rechtsverhouding.
Daar één perceel niet tegelijk in twee verhoudingen kan optreden,
komt het nooit op meer dan één artikel voor. Al kan een perceel
dus niet op meer dan één artikel voorkomen, het kan wél tegelijk
met een of meer hypotheken bezwaard zijn, of voorwerp van één of
meer erfdienstbaarheden wezen. Het kan hierbij zowel heersend als
lijdend erf zijn. Het kan ook beide tegelijk wezen. En ook weer
t.a.v. een of meer andere percelen. Ook hierbij dus weer: onbepaald
heid.
En evenals het aantal hypotheken en erfdienstbaarheden waarmee
een perceel is belast in wezen onbepaald blijft, is ook het aantal
pachters dat bij één perceel kan optreden (het perceel is dan in
gedeelten verpacht) in wezen onbegrensd. Wel zijn er in alle gevallen
gemiddelden aan te wijzen, maar geen maxima. Dit heeft invloed
op de efficiëntie der mechanisatie.
We vinden de hypotheek- en servituutverhoudingen geregistreerd
in de inschrijvings-, resp. overschrijvingsregisters, en geadmini
streerd (wat de erfdienstbaarheden- betreft, gebrekkig) in de Reg.
Hyp. nr. 69a en Hyp. nr. 2 („Losbladig register"). Voor ons doel
zijn die als bron onvoldoende. Het zijn percelenregisters. Men vindt
daardoor in de hypotheekadministratie nergens de hypotheek
houders. Toch moet ervoor worden gezorgd dat deze voorkomen in
de Lijst van rechthebbenden. Ten behoeve van de ruilverkavelings
boekhouding wordt nu, via het Reg. Hyp. nr. 69a, een afgeleide
registratie aangelegd in de vorm van het Reg. R 16. Daarin komen,
onder verwijzing naar de inschrijvingen, opgaven voor van hypo
theekhouders, hypotheekgevers en verbonden objecten (en nog
enkele gegevens). T.a.v. de servituten (en andere bijzondere rechten)
wordt een analoog register aangelegd: het Reg. R 26. Dit zijn, voor
onze boekhouding, de bronnen van registratie waarnaar, in voor
komende gevallen, in de administratie wordt verwezen.
Wat de pacht (eigenlijk: het gebruik) betreft, kunnen we op
merken, dat we die administratief net zo kunnen behandelen als
een zakelijk recht. Zoals de artikels van de legger een „hoofd"
bevatten met de rechthebbende(n) en een „lichaam" met de rechts-
objecten, zo kan men zich een „pachtlegger" denken met in het
hoofd de pachter(s), en in het lichaam de gepachte percelen. Men
kan zich, omgekeerd, een „verpachterslegger" denken met in het
hoofd de verpachter(s) en in het lichaam de verpachte percelen. Men
krijgt zodoende een soort „dubbele boekhouding". Het meervoud
slaat op gevallen waarin een groep personen als pachter, resp.