verpachter, optreedt. We kunnen de pacht administratie pas goed
opzetten, als we een pachtzegtóntóie bezitten. Daarover is het
laatste woord nog lang niet gezegd. Maar dat is een vraagstuk apart
waarop we hier niet ingaan. Bij een ruilverkaveling „speelt" pacht
slechts „mee" voorzover zij geregistreerd is (Art. 19 van de wet).
Deze registratie vindt haar neerslag in het Reg. R 20. Dit is een
C.D.-register, en geen kadastraal. Gemakshalve laten we voortaan
de toevoeging „C.D.", waar pachtregistratie ter sprake komt,
achterwege. Naar deze bron wordt bij de pachtadministratie
verwezen.
Analoog aan de pachtadministratie kan men zich een hypotheek
administratie opgebouwd denken met hypotheekhouders, hypo
theekgevers en verbonden objecten. Ook deze is als dubbele boek
houding uit te voeren. De registratie waarnaar in de hypotheek
administratie als bron wordt verwezen is het Reg. R 16.
4.2. Administratie. We hebben nu vier bronnen waarnaar we
in onze administratie moeten (kunnen) verwijzen: Legger, R 16,
R 20 en R 26. Strikt genomen alle vier afgeleide registraties .We
merkten reeds op dat in een administratie van de inhoud van het
geregistreerde moet worden „geabstraheerd". Er moet een zekere
„schematisering" plaats vinden. In de legger heeft deze óók al
enigszins plaats gehad. Voor mechanisatie gaat deze niet ver genoeg.
Daartoe moet een verdergaande schematisering worden toegepast
en wel in de vorm van codering. De meeste gegevens moeten worden
gecodeerd om mechanische verwerking überhaupt mogelijk te
maken. Daarbij zijn cijfercodes (voor de machine!) aantrekkelijker
dan lettercodes. Het publiek prefereert de laatste. Want als men
ze gebruikt, tracht men codes toe te passen, die enigszins aan het
gecodeerde „woordbeeld" aansluiten. Men denke aan lettercodes
voor plaatsnamen bij P.T.T., N.S., e.d. Zoals: Asd. voor Amsterdam,
Gv. voor 's-Gravenhage, enz. Trouwens: P.T.T., en N.S., zijn zelf
óók voorbeelden daarvan. In de legger treft men eveneens voor
beelden aan. Zoals N.W., of N.W.O.P., B.P., O.G., e.d. Maar
dergelijke codes zijn daardoor uiteraard vrij uitvoerig. Zoals:
i.(a).g.v.g.g.m. voor: „in (algehele) gemeenschap van goederen
gehuwd met". Cijfercodes zijn nu én compacter én (mede daardoor)
beter verwerkbaar door de computer. Maar tevens betekenen zij een
verdere abstrahering van het geregistreerde. Toepassing ervan
betekent dus verlies aan „zeggingskracht". Maar tegelijk winst aan
wendbaarheid, dus meer gebruiksmogelijkheden. Ook al omdat, door
de grotere compactheid, meer gegevens in één ponskaart kunnen
worden „gepast". Een nadeel is echter dat: i°. bij veelsoortige en
niet uniform opgeschreven gegevens de codes ingewikkeld en uit
gebreid worden, en 2°. dat bij het weergeven der gecodeerde gegevens
in aan het publiek af te geven of voor te leggen stukken gedecodeerd
moet worden. Dit kan geschieden door óf in de computer een „de-
coderingstabel" op te nemen (dwz.: gegevens coderen, met de code
werken, maar het resultaat in woorden weergeven) óf op de af te
211