De complete code ziet eruit als in het hier afgedrukte overzicht.
Dat aparte series zijn opgenomen voor „beroep" en „echtge-
no(o)t(e)" vloeit voort uit de wijze waarop kadastrale tenaam
stellingen zijn opgebouwd en uit Art. 26 van de „Notariswet".
M.b.t. „echtgenoten" ligt de zaak echter iets genuanceerder. Nog
slechts zelden vindt men in de legger (wat feitelijk wel zo zou
moeten zijn!) voor een in gemeenschap van goederen gehuwd paar
tenaamstellingen als bedoeld in Art. 487 I.K. Dit zou erop neer
komen dat men in voorkomende gevallen zou moeten vinden:
„A geh. met B. en cons.; Cons.: B geh. met A". Daarbij zijn „A"
en „B" de leden der huwelijksgemeenschap. Er zijn ook bewaringen
waarbij men bovenbedoelde, enigszins omslachtige, boeking ver
mijdt door kortweg te schrijven: „A en B. Echtgenoten". Meestal
echter vindt men (nog)„A in (algehele) gemeenschap van goederen
gehuwd met B". Ook vindt men veelal de verkorte vorm:
„A.i.(a).g.v.g.g.m.B."
Oorspronkelijk werden beide bovenbedoelde gevallen in de „pons
kaartenboekhouding" als „consortgeval" opgevat. Dwz. dat voor
,,A" en voor „B" aparte NAW-sets werden aangelegd. Zowel met
het oog op de stemming (waarbij slechts de „in de legger genoemde"
huwelijkspartner als stemgerechtigd wordt beschouwd en niet de
daarbij genoemde, of via het Bevolkingsregister „gezochte", andere
echtgenoot) als ter indicatie van de aard daarvan, werd de huwe
lijksgemeenschap gecodeerd. Men kon dan d.m.v. de code de „niet-
stemgerechtigde" (andere) echtgenoten vóór de stemming „uit-
sorteren". Het voordeel was echter dat „B" wel alvast als zelfstandig
persoon in de boekhouding werd opgenomen en als zodanig t.z.t.
in de „Lijst van rechthebbenden" kon voorkomen, waarin zij (of
hij) volgens „communis opinio" wél behoorde te figureren.
Bij de code zelf was x vastgesteld voor: ongehuwd, 2 voor het
als zodanig in de legger voorkomend consortgeval en 3 en 4 voor
de „normale" leggerboeking. Kregen „A" en ,,B" elk de code 2,
dan werd als aandeel voor elk 1/2 geponst (wat niet geheel juist is).
Kreeg „A" 3 en ,,B" 4, dan werd voor „A" 1/1 en voor ,,B" 0/0
geponst. Aparte codes waren nog nodig voor „gehuwd onder
huwelijkse voorwaarden" of „gehuwd buiten gemeenschap van
goederen" (c.q. in gemeenschap van winst en verlies, of vruchten en
inkomsten). De code o bleef dan gereserveerd voor „rechtsper
sonen". Daarbij is uiteraard van een „huwelijksgemeenschap"
geen sprake.
Ook uit het bovenstaande blijkt weer de schematiserende invloed
der mechanisatie, waardoor de werkelijkheid geweld wordt aange
daan. Echtelieden vormen geen partners die elk voor een half in een
zaak deelnemen! Het is overigens slechts „werkelijkheid" voorzover
die uit de legger blijkt. Bij nader onderzoek kan één en hetzelfde
225
85 pacht-, hypotheek- of servituutperceelkaart
86 achtemaamkaart voor pachters, verpachters, hypotheekhouders, enz.
bij bijbehorende perceel, of perceelsgedeelte.