231
het verband tussen plan en legger wordt pas verschaft door het
Reg. nr. 71. We moeten op de een of andere manier uit de (onge
ordende) massa perceelgegevens die het plan biedt, een „percelen-
lijst" maken die ons in staat stelt, via het Reg. nr. 71, een overzicht
op te stellen van de artikels in de legger waarop de betrokken
percelen geboekt staan, om tenslotte daaruit de naamgegevens te
putten dergenen aan wie de percelen in kwestie behoren. Of,
exacter: wie een zakelijk (genots)recht uitoefent op die percelen.
Bovendien kan het zijn dat bepaalde aanvullende perceelgegevens,
zoals de bovenbehandelde „Aantekeningen" (par. 6.4), aan de
legger moeten worden ontleend. Men vindt die nl. noch op het plan
noch in het Reg. nr. 71.
Heeft men eenmaal de gegevensstroom ontsloten, dan kan men
niet zonder meer gaan ponsen. De gegevens staan vaak genoteerd
in een vorm waarin ze niet zo maar „verponst" kunnen worden.
Daarvoor is een tussenschakel nodig. Een schakel waarin de gegevens
zodanig worden „gefatsoeneerd" en van codes voorzien, dat een
ponster ze wél voetstoots kan verponsen. Dit geldt het sterkst voor
de namen. Maar zelfs voor de percelen. Er zijn dus een „percelen-
ponsdocument" en een „namenponsdocument" nodig.
Bij de percelen hebben we in wezen met twee sorteerproblemen
te maken. Het voornaamste gegeven, het nummer, staat op het
plan. Maar op de plans staan de nummers kris-kras dooreen. Heeft
men ze op de één of andere wijze in numerieke volgorde gebracht
(gesorteerd), dan heeft men een volgende „ingang" in het Reg. nr.
71, waarin de perceelnummers immers ook in numerieke volgorde
staan. Daarin vindt men de artikelnummers, maar nu staan die
weer kris-kras dooreen. Men moet dus de met het artikelnummer
aangevulde perceelgegevens opnieuw sorteren. Ditmaal in numerieke
volgorde van artikelnummer. Pas daardoor wordt de legger „ont
sloten". Daarna kan worden begonnen met het verzamelen van
naamgegevens.
Een medium dat ons in staat stelt de gegevens zo te noteren dat
ze daarna machinaal geponst (en gesorteerd) kunnen worden, is de
„Mark-Sensingkaart". Het „percelenponsdocument" is (althans in
eerste aanleg) zo'n kaart. De bewerking geschiedt in twee „fasen",
overeenkomend met de bovenomschreven „sorteergangen". Hoe
dit gebeurt, zal uit de volgende paragraaf blijken.
7.2. De MS-perceelkaart. Op een Mark-Sensingkaart (MS-
kaart) worden de te ponsen gegevens aangestreept in vakjes, met
een speciaal potlood waarbij ijzer in het grafiet is verwerkt. De van
dergelijke „ijzerhoudende" streepjes voorziene kaarten worden in
machines gezet, waarbij het ijzer de rol van magneetpool vervult.
Daardoor worden in de machines aanwezige magneetjes aange
trokken. Deze stellen op hun beurt het ponsmechanisme in werking.
De aanstrepingen worden aldus in ponsingen omgezet. Het systeem
wordt tegenwoordig veel toegepast bij meteropnemingen. De
ponsingenindeling der kaarten is gelijk aan die behandeld in par.