kunstje ligt in de lettercode behandeld in par. 5.6. Een letterponsing
bestaat, zoals we weten, uit twee ponsingen. Een cijferponsing (of
„onderponsing") 1-9 en een „bovenponsing" (12, 11, of o). De
12-ponsingen vindt men in de allerbovenste rand van de kaart, de
n-ponsingen daaronder en de o-ponsingen in de normale o-rij".
Rangschikt men nu de letterponsingen naar hun „codes" in drie
kolommen van links naar rechts, al naar gelang we bij de „pons
combinatie" te maken krijgen met een 12-, een 11-, of een o-ponsing,
en zet men ze tegelijk in negen rijen, al naar gelang ze door één der
ponsingen 1 tot en met 9 worden weergegeven, dan krijgt men het
beeld dat rechts in „Lettercode" op blz. 232 wordt getoond. A-I
komt in de linkerkolom (12-ponsing), J-R in de middenkolom (11-
ponsing) en S-Z in de rechterkolom (o-ponsing). Als men nu een
hokje bestemd voor een „12-ponsing" van het opschrift „Links"
voorziet, en de andere analoog behandelt, en tenslotte de code in
haar geheel op een MS-kaart zet, is deze zonder nadenken door
ieder toepasbaar. Men vergelijke de lettercode met ponskaart 5.
Nadat de aanstreping is voltooid en er dientengevolge voor elk
perceel binnen het blok een perceelkaart is ontstaan, gaan de
kaarten naar de I.B.M. Daar worden ze metterdaad „gemarksens-
ed". Dwz. dat door „aftasting" der aanstrepingen ponsingen ont
staan. Deze komen niet in dezelfde kolom als waar de streepjes
stonden. Dat behoeft althans niet. „Streepjeskolommen" en „pons
kolommen" gaan trouwens niet „gelijk op". Wel komen ze in
dezelfde rij. Zo komt sectieletter in pons kolom 32, perceelnummer
in de ponskolommen 38-42, enz. Viel een perceel slechts gedeeltelijk
in de verkaveling, dan was ook MS-kolom 13 (Ged. perceel) aan
gestreept. Vergelijkt men deze kolom met bijv. MS-kolom 4, dan
ziet men dat men in werkelijkheid een „G" heeft gecodeerd.
De aanduiding voor „Gemeente" zal men hebben gemist. Die
behoeft niet door aanstreping te ontstaan. Een verkaveling strekt
zich meestal over meer gemeenten uit. Als men de betreffende codes
van te voren vaststelt, en deze aan de I.B.M. meedeelt, kan die
maatschappij, zo men ervoor zorgt de MS-kaarten in van opschriften
voorziene bundels per (kadastrale) gemeente bij haar in te leveren,
deze codes in de betreffende bundels „stansen". Natuurlijk zit ook
hierin weer een foutenbron. Hetzelfde geschiedt voor alle kaarten
t.a.v. het „Ruilverkavelingsnummer". En ook zou dit kunnen
geschieden voor alle kaarten, zo het blok in slechts één gemeente
zou liggen.
Na marksensing en ponsing worden de kaarten gesorteerd in de
volgorde: Gemeente, Sectie, Nummer. In deze volgorde gaan de
kaarten terug naar het bureau waarvan ze afkomstig zijn. Daar
volgt verdere „invulling" (aanstreping) uit het Reg. nr. 71. Aan
gestreept worden nu: letter-en-nummer-van-de-ruit, grootte en
artikel. De grootte vindt men soms (nog) niet in het Reg. nr. 71.
Men kan dit gegeven dan halen uit het Reg. Hyp. nr. 69a, waarin
het altijd voorkomt. Het is aanbevelenswaard, zo men de grootte
233