253
Men stemt dus in wezen „dubbel", al zijn de meeste stemgerech
tigden zich hiervan nauwelijks bewust. Eén en ander volgt uit
Art. 42, lid 1 van de wet. De Ruilverkaveling is „aangenomen" als
óf de meerderheid der eigenaren (personen), óf meer dan de helft
van de (totale) kadastrale grootte „voor" is (in werkelijkheid: niet
tegen!). T.a.v. de personen hebben we al een lijst: de naamlijst-
publiek. Ter bepaling van de „kadastrale grootte" moet deze
grootte voor ieder afzonderlijk worden berekend. Men moet daartoe
de som der grootten van alle percelen van de artikelen in welker
tenaamstelling de eigenaar in kwestie voorkomt, bepalen. Hierbij
is de eerste complicatie dat iemand ook met anderen samen in één
tenaamstelling kan optreden. In dit geval voorziet lid 2, sub i°,
van Art. 42 van de wet: iedere mede-eigenaar wordt dan geacht
eigenaar te zijn voor een evenredig deel. Zoals men dus bij het
uitschrijven van extracten personen over meer artikelen moet
kunnen verspreiden, zo moet men hierbij percelen over meerdere
personen kunnen verdelen. Bij elk dier personen wordt een evenredig
deel van de grootte van het (de) perce(e)l(en) van het artikel in
kwestie genoteerd, als „stemgerechtigde grootte". Eigenlijk is de
Stemming het enige moment in het „kadastrale leven" waarop
men nauwkeurig genoteerd ziet, voor hoeveel iedere eigenaar
persoonlijk gerechtigd is. In wezen is een „Stemmingslijst" een zuiver
„Kadaster op naam"!
Een tweede complicatie wordt gevormd door de „groottecon-
sorten". Als we met een „grootteconsorttenaamstelling" te maken
krijgen, moeten er minstens twee namen in het leggerhoofd staan.
En wel die van de hoofdeigenaar en die van de „consorteigenaar".
Bij de laatste staat aangegeven voor hoeveel hij consort is. We her
inneren er hierbij aan, dat in zo'n geval voor het (hoofd)perceel
dat op het artikel in kwestie staat geboekt, als geheel een perceel-
kaart is aangelegd en tevens één voor het „consortperceel". Dat is
een perceel met dezelfde aanduiding als die van het hoofdperceel,
doch met de consort grootte, en met een „C" geponst in de des
betreffende perceelkaart. We kunnen wel spreken van het hoofd
perceel, want bijna steeds staat op zo'n artikel maar één perceel
geboekt. Helaas wordt zelfs deze „regel" weer doorbroken door de
beruchte onbepaaldheid. Er zijn „consortgrootteartikelen" waar
meer percelen (en „consortpercelen"!) op staan, met allerlei inge
wikkelde „over- en-weer-verwijzingen"
Om de stemgerechtigde grootte van de hoofdeigenaar te bepalen,
wordt de „consortgrootte" eerst van de „hoofdgrootte" afgetrokken.
Bij de consorteigenaar wordt de eerste grootte als „stemgerechtigd"
genoteerd, bij de hoofdeigenaar het verschil dat door de boven
bedoelde aftrekking ontstaat. Eén en ander wordt, via het pro
gramma, met behulp van de, in ZR- en perceelkaarten voorkomende,
,,C"-ponsing bewerkstelligd.
Een derde complicatie wordt gevormd door van eigendom
afwijkende zakelijke genotsrechten, als opstal, erfpacht, enz.