2ÖI
Zo werd Brouwer na het examen op i januari 1918 benoemd tot
adspirant-landmeter te Leiden. Ongeveer elk jaar daarop werd
hij verplaatst, resp. naar Wageningen, de Bilt, Utrecht, Arnhem,
Amsterdam (als landmeter), Den Bosch en Rotterdam, waar hij van
1 januari 1926 tot 1 augustus 1953 werkzaam was.
Behalve de oudere landmeter J. H. Smeets waren de landmeters
daar studiegenoten en jong van jaren, wat de I.V. wel eens zorgen
baarde. Er werd hard gewerkt; ik noem mannen als Harkink en
wijlen Van Riessen.
Brouwer had een eigen stijlzowel in het veld als op het kantoor
werkte hij vlug en geconcentreerd, zich weinig tijd gevend tussen
de middag, maar met korte onderbrekingen voor het opsteken van
telkens weer een nieuwe cigaret.
Voor meetarbeiders en tekenaars was hij een zeer gewaardeerde
chef, voor de landmeters een prettige collega. Hij bezat in hoge
mate het vermogen menselijke fouten en meningsverschillen in
hun juiste proporties te zien, d.w.z. van zeer weinig belang in het
grote gebeuren.
In zijn vrije tijd was hij steeds vol plannen voor woninginrichting
waarvan zijn huis de resultaten toonde; de ontwikkeling van de
landmeetkunde volgde hij maar ten dele.
Toen hij op 1 augustus 1953 naar Arnhem ging, vond hij er het
kantoor in rouw: het hoofd van het bureau, P. Alberda, was die
dag overleden.
Brouwer, als oudste, kreeg de taak van hoofd van het bureau te
vervullen. Dat was juist iets wat hij in het geheel niet ambieerde.
Liefst ging hij onopvallend zijn eigen weg in het veld en op het
kantoor. Toch heeft hij deze opdracht vervuld tot 1 juni 1954,
toen dit werk door Ir. H. Meindersma werd overgenomen.
Door woningruil vond Brouwer in Oosterbeek een huis, een oude
kostschool, die door vorige-eeuwse afmetingen en door oorlogs
schade op de lijst stond om afgebroken te worden. Hier heeft hij
zijn architectenhobbie kunnen uitleven.
Door kleine verbouwingen en inrichting van kamers tot keukens,
heeft hij vele onderdak zoekenden huisvesting kunnen verlenen. Hij
stichtte in het huis een levensgemeenschap, waarvan hij de erkende
en graag aanvaarde leider was.
Helaas ging zijn gezondheid achteruit, al klaagde hij hierover
nooit en wilde hij ook niet beklaagd worden. Op 1 januari 1961 werd
hij om gezondheidsreden gepensioneerd. Hij trachtte door zijn wil
de ziekte te boven te komen, hij bleef wandelen en tuinieren, maar
zag toch in, dat hij het grote kille huis zou moeten verlaten.
De familiewoning in Geldermalsen werd naar zijn plannen ver
bouwd en ingericht. Hieraan heeft hij maandenlang genoegen
beleefd, het resultaat heeft hij niet gezien. Alles was klaar om op
9 mei, met zijn beide zusters, de nieuwe woning te betrekken; op
8 mei werd Gerrit Jan Brouwer in alle stilte te Dieren gecremeerd.
W. A. v. d. W.