285
Na de stemming wordt door G.S. een plaatselijke commissie (P.C.)
benoemd. Deze commissie voert de eigenlijke verkaveling uit
(Art. 51, lid 1). Zij wordt bij de uitoefening van haar taak bij
gestaan door een Ingenieur van het Kadaster, die daartoe door
de Minister van Financiën wordt aangewezen (Art. 51, lid 2).
De P.C. ontvangt een Instructie van de C.C.C. (Art. 51, lid 4)!
Haar eerste taak is de samenstelling van een lijst van rechthebbenden
„met vermelding van de aard en de omvang van ieders recht"
(Art. 55). Haar tweede taak is de uitvoering van de schatting.
De C.C.C. ontwerpt daartoe een stelsel van classificatie der gronden.
Van elke klasse bepaalt zij de (ruil)waarde per ha. Deze waarde
dient als grondslag voor de toedeling. Daarom heten de schat
tingsuitkomsten ook wel: toedelingswaarden. De C.C.C. legt haar
ontwerp voor de schattingsregeling neer in een proces-verbaal van
classificatie. De schatters delen aan de hand van dit proces-verbaal
de grond in klassen in. Dit is de inhoud van het belangrijke Art. 57
van de wet. Volledigheidshalve vermeld ik nog dat de wet ook nog
zegt dat „bij deze bepaling (van de klassewaarde per ha) andere
dan agrarische factoren buiten beschouwing blijven". En, in Art.
57, lid 4: „Indien andere dan agrarische factoren de werkelijke
waarde van het land mede bepalen, wordt deze door de schatters
afzonderlijk geschat". Ik kom hierop straks terug.
Het komt er in de praktijk op neer dat de klassewaarden der
gronden voor de schatters gegeven getallen zijn, zowel wat de
benedenste, als wat de bovenste grens betreft, alsook wat de inter
vallen betreft. Tevens worden voorschriften voor de schatting
gegeven m.b.t. de aard van de te schatten grond. Een reëel voor
beeld uit „De Lollebeek" zal een en ander verduidelijken. In het
proces-verbaal stond dat wegen en waterlopen moesten worden
geschat op f o.per ha, dat cultuurgronden werden geschat in
27 klassen, van f 800.per ha tot en met f 4000.per ha met
intervallen van f 200.per ha, en van f 4400.per ha tot en
met f 8000. per ha met intervallen van f 400.per ha. Voorts:
dat woeste grond en „onland" moest worden geschat in vijf klassen,
van f 400. per ha tot en met f 2000.per ha met intervallen
van f 400. enz. Belangstellenden in deze materie zij gewezen op
het artikel over deze stof van de hand van de heer A. J. Luyendijk,
in „Geodesia" 8 (1966), nr. 6 (juni), blz. 147-155, getiteld: „Een
beschouwing over de schatting van gronden in de Ruilverkaveling".
9.2. De schatting. Nadat een en ander is geregeld, trekken de
schatters het terrein in. Zij komen dan t.a.v. een bepaald stuk
grond tot een conclusie. Die moet vervolgens ergens worden
genoteerd. Zij zullen wel eens tot de slotsom komen, dat hun con
clusie zich niet aan de, grotendeels door eigendomsverhoudingen
bepaalde, perceelsgrenzen „houdt". M.a.w. dat de „klassegrenzen"
met steeds met perceelgrenzen samenvallen. Bovendien wordt
de eigendomsindeling vaak ook nog doorbroken door de gebruiks-
indeling. Dit betekent in de praktijk, dat perceelgrenzen, schat-