294 genoteerd in de kolom „Grootte". In dit schematische voorbeeld was indeling niet nodig. De som der „deelgroottes" blijkt gelijk te (moeten) zijn aan die van het perceel in kwestie. Bij toepassing van de reeds ter sprake gebrachte „variant (par. 9.6), vervalt de uitpassing (met de eraan verbonden indeling, c.q. uitdeling). Hoewel daarbij wel een Reg. R4 nodig blijft, behoeft er zelfs geen apart formulier meer voor te worden gebezigd: ons formulier R 3 kan in die behoefte voorzien. Onder de gegevens met betrekking tot de schatting en het gebruik, worden die ten aanzien van de hypotheken en de servituten ge noteerd. Code SK83. Verder geschiedt de invulling der betrokken regels analoog aan die bij de regels m.b.t. het gebruik. Wel ont breken hierbij de noteringen t.a.v. „grootte" en „waarde", omdat we die gegevens t.a.v. de hier behandelde bijzonderheden in de straks door de computer af te leveren overzichten niet nodig hebben. Wil men ze wèl gebruiken, dan moeten ze ook worden ingevuld. Ze hebben uit de aard der „zaak" vrijwel steeds betrekking op het perceel als geheel. En daarvan komen de bovenbedoelde gegevens, door de notering (en ponsing) te dien aanzien m.b.t. het gebruik, vanzelf vast te staan. Het is trouwens de vraag of men er, bij deze details, veel aan heeft: een perceel kan n keren verhypothekeerd (c.q. in een erfdienstbaarheid betrokken) zijn. Is een perceel in zijn geheel bij iemand in gebruik en ligt het tevens in slechts één klasse, dan is er maar één regel SK 83, met Code ZR 40. Betreft het gebruik in zijn geheel ook nog volledig „eigen gebruik", dan is Code P o, R 1 (E) R 1 (A), en ont breekt de verwijzing in „P.H.S.". Anders is code P 4, verschilt R 1 (E) van R 1 (A), en is er wel een verwijzing in „P.H.S." Is het perceel weliswaar in zijn geheel bij iemand in gebruik, maar ligt het in verschillende klassen, dan zijn er weer net zoveel regels SK 83 ZR 40-regels als het in klasse-onderdelen uiteen valt. En evenzo wanneer het weliswaar in één klasse ligt, doch bij ver scheidene personen in gebruik is. Ons voorbeeld is een combinatie van beide omstandigheden met ten dele eigen gebruik. Daar het „gebruik" altijd wordt genoteerd, is er steeds (minstens) één regel SK 83 ZR 40. In form, R 4(P) op blz. 292 vindt men nog iets staan in de kolom „Aantekeningen". Daarin staat een code, zoals die werd beschreven in par. 6.4. Verder is er nog een kolom „Cultuur". Hierin staat635. Verondersteld is hierbij, dat is toegepast het denkbeeld zoals beschreven in par. 6.5. De drie cijfers geven in hun volgorde een (enigszins) kwantitatief beeld van de verschillen in cultuur die het betrokken perceel vertoont. Thans kan daarvan gebruik worden gemaakt, om de delen waarin het perceel blijkt te worden gebruikt, elk hun „eigen" cultuur toe te kennen. Het grootste (50 are) krijgt voor „Cultuur" de code „6", het middelste (40 are), 3, het kleinste (30 are), 5. 9.5. Verrekenposten. In par. 9.1. is de lezer misschien het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 28