kunnen ontlenen aan, resp. het Reg. Hyp. Nr. 69a en de kadastrale
legger.
Alle in het schema gebezigde termen zullen na het voorgaande
wel duidelijk zijn. Alleen de term „collaten" vergt nog enige toe
lichting. „Collaten" is een verrichting die wordt uitgevoerd door een
„Collator". Dat is een speciaal soort sorteermachine. Zij kan twee
kaartbestanden die naar één gezichtspunt (meestal een combinatie
van een aantal gezichtspunten, maar dan wel dezelfde gezichts
punten, in dezelfde orde) zijn gerangschikt, bijeenvoegen. Als men
bijv. een perceelkaartenbestand in numerieke volgorde heeft
gerangschikt (gemeente, sectie, nummer), en men wil een bestand
van mutatiekaarten (bijv. kaarten van nieuwe percelen of van
overgeboekte percelen) in het hoofdbestand invoegen, dan wordt
daarvoor de collator gebruikt. Het aanvullingsbestand moet daar
toe van te voren in dezelfde volgorde zijn gebracht als het hoofd
bestand. Uit de twee op dezelfde wijze geordende bestanden
ontstaat dan in de collator één nieuw bestand dat uiteraard óók
weer op die manier is gerangschikt.
Men kan ook de omgekeerde verrichting door de collator laten
uitvoeren, t.w. afsplitsen van een „dochterbestand", op grond van
het een of andere kenmerk, uit een „moederbestand". Dan ontstaan
twee bestanden, die weer naar hetzelfde gezichtspunt (dat van het
„uitgangsbestand") gerangschikt blijven.
Een voorbeeld van beide mogelijkheden ziet men in deel A,
onderaan in het midden. Daar is voorgesteld hoe de R-nummers
zowel in de perceelkaarten als in de ZR-kaarten worden gebracht
(de ZR-kaarten worden in het schema nog aangeduid met de naam
„artikelkaarten" of „aandeelkaarten"zie voor deze kwestie de
slotalinea van par. 5.4). Nadat de uit de concordantie Artikel-
nummer-R-nummer voortvloeiende „hulpkaartjes" zijn geponst,
en in numerieke volgorde van opklimmend (Gemeente en) Ar
tikelnummer zijn gerangschikt, kunnen de R-nummers zowel
in de perceelkaarten als in de ZR-kaarten worden gebracht. Die
twee bestanden moeten daartoe ook naar opklimmend artikel
nummer worden gerangschikt, en vervolgens met elkaar, en met de
hulpkaartjes, naar dat „gezichtspunt" worden samengevoegd. Dat
gebeurt dan in de collator.
Nadat de R-nummers vervolgens uit de hulpkaarten, waarin ze
geponst en dus reeds aanwezig waren, langs mechanische weg
in de andere kaarten, waarin ze tot dat moment ontbraken, zijn
overgebracht, moeten de hulpkaarten weer worden „uitgesorteerd".
Vervolgens moeten de perceelkaarten weer van de ZR-kaarten
worden gescheiden. Ook dat gebeurt m.b.v. de collator. Daartoe
kan bijv. gebruik worden gemaakt van de code SK, die voor de
drie groepen kaarten verschillend is.
Verder komt het mij voor dat de verschillende uitgangspunten,
bewerkingen en resultaten uit ons schema, na al het voorgaande,
geen vragen meer bij de beschouwer zullen oproepen.
312