3i5
verschillen (grenzen) in waarde en gebruik, een resultaat, t.w.
de totaalwaarde, en de deelwaarden bij verschil in gebruik, vast te
stellen. Bij het omgekeerde probleem gaat het erom, om, van dat
resultaat uitgaande, en rekening houdende met de door het „Plan
van wegen en waterlopen" gegeven nieuwe situatie van het ver-
kavelingsgebied, weer tot een soort „percelen" te komen, op basis
van het beginsel van Art. 10 van de wet, al heten die „percelen" voor
lopig: kavels. Ir. Van der Most heeft op dit aspect ook al gewezen
in zijn in par. 9.6 aangehaald artikel in de „Ruilverkavelingsbode".
Natuurlijk moet tegelijk acht worden geslagen op de „wensen"
van de bij de verkaveling betrokken mensen (gerechtigden).
Onder die wensen zullen wellicht een aantal „imponderabilia"
voorkomen. Het zal dan zaak zijn deze te „quantificeren". Is
dit gelukt, dan is het vraagstuk er verder één van het soort dat men
„lineaire programmering" noemt. Wiskundig komt dat erop neer
dat men een aantal gegevens, een aantal parameters en een aantal
onbekenden heeft. Tussen deze grootheden bestaan verbanden.
Meestal eenvoudige. Lineaire verbanden dus. Anders maakt men
ze lineair. Het is echter niet zo dat het dan een kwestie is geworden
van n vergelijkingen met n onbekenden. Want dan was het vraag
stuk eenvoudig op te lossen. Het aantal verbanden is of te groot,
of te klein. Dit komt erop neer dat men of te veel tegelijk wil,
of te vaag was. Het komt er dan op aan een optimale oplossing te
vinden, waarbij zoveel mogelijk met alle desiderata wordt rekening
gehouden. In feite lost ieder mens dit soort problemen dagelijks
in zijn persoonlijk leven ook op. Hij moet van plaats A naar plaats B.
Er zijn verschillende mogelijkheden, die elk hun voor en tegen
hebben. Men kan per trein, men kan ook per auto gaan. In beide
gevallen zijn er nog weer verschillende routes mogelijk. Doet men
een bepaalde keus, dan kan men tevens een aantal „nevendeside
rata" verwezenlijken. Men kan dan bijv. onderweg ook nog plaats C
bezoeken. Maar dan moet men van de verwezenlijking van andere
wenselijkheden afzien. Men kiest dus uit alle mogelijkheden,
rekening houdend met allerlei (neven) overwegingen, vaak intuïtief,
de oplossing die men voor de beste houdt. Men hoopt althans dat
de keuze optimaal blijkt te zijn. De computer kan dit soort pro
blemen exacter oplossen.
Het onderzoek naar de mogelijkheid om voor het probleem van
de toedeling in een ruilverkaveling op analoge wijze m.b.v. onze
ponskaarten de beste oplossing te vinden, is reeds begonnen. In
dezelfde Ruilverkavelingsbode waarin het reeds aangehaalde
artikel van de heer Van der Most stond (zie par. 9.6; het was: nr.
41, nov. 1966, nr. 2), staat ook een artikel van de heer H. J. Visser,
hoofd van het Bureau Ruilverkaveling Roermond (waaronder
immers „De Lollebeek" ressorteert). Daarin wordt dezelfde materie
behandeld als in het onderhavige opstel wordt beschreven. Aan
het eind van zijn opstel zinspeelt de heer Visser eveneens op dit
onderzoek. Het zal t.z.t. kavelponskaarten opleveren. Die moeten