van mutaties. Men kan niet ergens op een band een naam of een
perceel invoegen. Men kan dat wel in kaartbestanden doen. Men
doet dat dan ook bij onze werkwijze. Men gebruikt de banden
alleen voor „integrale" werkzaamheden, als het maken van een
stemmingslijst, of een (nieuwe) volledige ,,R i", e.d.
In beginsel is de werkwijze m.b.t. mutaties simpel. Ontvangen we
van het kadasterkantoor opgave dat in een bepaald gegeven t.a.v.
een perceel of persoon een mutatie heeft plaats gevonden, dan wordt
deze tevens aangebracht op alle plaatsen waar dat perceel of die
persoon in de overzichten optreedt. Dat blijkt uit:
ie. de naamlijst (de verzameling naamkaarten) als het om een
persoon gaat,
2e. de perceelkaarten, als de mutatie een perceel betreft.
Daar de op die kaarten vermelde regels met de ponskaarten in de
bestanden overeenstemmen, kunnen de daarvoor gebruikte for
mulieren (R 2 en R 3) tegelijk als „mutatieponsdocument" dienen.
Daartoe zijn ze van opschriften voorzien, die verwijzen naar de
voor een bepaald gegeven bestemde kolommen in de ponskaarten.
Voor nieuwe gegevens worden blanco formulieren geheel of gedeel
telijk (één of meer regels) ingevuld. Voor vervallen gegevens worden,
regels, gedeelten van regels, of hele kaarten doorgehaald. Voor
gewijzigde gegevens wordt de wijziging zo goed mogelijk in de
regel(s) die op het gegeven in kwestie betrekking heeft (hebben),
aangebracht. Lukt dit niet, dan geldt ook hier het deviesdoorhalen
en opnieuw uitschrijven, onder inachtneming van de wijziging(en)
uiteraard, van de gehele regel. Daar hierbij de ongewijzigde gegevens
mee moeten worden overgenomen, introduceert men zodiende een
foutenbron. Alle naam- en perceelkaarten waarmee, of waarin,
bovenbedoelde handelingen hebben plaats gehad, gaan naar de
„ponskamer". De ponsters ponsen nieuwe kaarten, zowel voor de
nieuwgeschreven, als voor de gewijzigde regels. Vervolgens lichten
ze zowel de kaarten overeenkomende met gewijzigde, als die
corresponderende met vervallen regels. Men krijgt dus twee kaart
bestanden. Een bestand „BIJ" en een bestand „AF". Beide be
standen worden door de I.B.M. „uitgelijst". Ter controle gaan de
„AF" - en de „BIJ"-lijsten naar het bureau waarvan de mutatie-
opgaven afkomstig waren. Daar gaat men na of de juiste kaarten
gelicht, en de goede bijgemaakt zijn. Men houde hierbij in het oog
dat ook een „gewijzigd gegeven" (overgeboekt perceel) resulteert
in een kaart „AF" én een kaart „BIJ". Na het fiat van het betrok
ken bureau (en eventueel herstel van via de controlelijsten gecon
stateerde fouten en onvolkomenheden) vernietigt de I.B.M. de
vervallen kaarten, en voegt de nieuwe in. (Collator!)
Zo houdt men de bestanden bestendig „up-to-date". De over
zichten op het betrokken bureau zijn voorlopig alleen nog maar
„met de pen" bijgewerkt. Bij behoefte, bijv. eens per jaar, of,
als de overzichten t.g.v. talrijke wijzigingen onleesbaar en/of
322