onhanteerbaar zijn geworden, vaker, brengt de I.B.M. de (bijge
werkte) bestanden opnieuw over op de band (,,card-to-tape"),
en laat nieuwe overzichten door de Computer uitschrijven. Men
kan dezelfde banden blijven gebruiken. Magnetische banden
kunnen immers worden „overschreven".
Het mooiste ware het natuurlijk als ook de overzichten zelf
incidenteel mee konden worden vernieuwd. Wel moet men daarbij
bedenken dat men aan eventuele aantekeningen die op een ver
vallen stuk stonden, ook meteen kwijt is Dit kan alleen bij vol
strekte losbladigheid van elk onderdeel waaruit een overzicht
bestaat. Dat schaadt echter de overzichtelijkheid. Men zou dan
bijv. losse naamkaarten hebben, die samen een „tenaamstelling"
uitmaken. Een perceelkaart als die betreffende perceel Velp E
1672 (blz. 303) zou dan uit losse „subperceelkaartjes" moeten be
staan. En m.m. evenzo de „Percelen-R 1", de „Pacht-R 1" en de
„Hypotheek-R 1".
Bij de huidige inrichting der registers is de bekende „onbepaald
heid" een beletsel om incidentele vernieuwing van één R-nummer
of perceelkaart toe te passen. Als in zo'n nummer p percelen en q
namen voorkomen, kan men niet het hele nummer (artikel) laten
overmaken, als in één van die percelen en/of namen ergens een
wijziging optreedt. Vooral niet als p en q grote getallen zijn. Een
analoge redenering geldt voor perceelkaarten en voor de pacht-
c.q. hypotheek-R 1.
Hoe dit ook zij, mutatieverwerking is een omslachtige bezigheid.
Ook het overbrengen van mutatiegegevens uit de kadastrale mu
tatiebescheiden (Staten nr. 73, enz.) in onze overzichten is een
moeizaam werk. En bovendien een foutenbron. Men kan echter de
mutatieverwerking al enigszins „stroomlijnen" door het doorgeven
van wijzigingen via onze formulieren te doen plaats vinden. Dan
verviel meteen het moeten maken van, en overnemen uit, uit
treksels uit Staten nr. 73 enz., waartoe de bewaarder thans verplicht
is. Iets van dien aard werd al in par. 8.7 gesuggereerd. T.w. het
bezigen van onze „leggerextracten" (ook nog na de stemming!)
voor het doorgeven van mutaties door de Bewaring aan het Ruil
verkavelingsbureau
14. Slotbeschouwingen
Ik zou mij kunnen voorstellen dat de argeloze lezer (op wie dat
benijdenswaardige epitheton inmiddels allang niet meer van toe
passing is!) de verzuchting slaakt: „Als eenvoud het kenmerk
van het ware is, is deze methode niet je ware". Zo'n opmerking bevat
natuurlijk een grond van waarheid. Maar ik wil hierbij toch op twee
dingen wijzen. Ten eerste: uiteenzettingen over nieuwe methoden,
als de bovenstaande, gaan altijd mank aan het euvel dat er teveel
technische details in (moeten) worden behandeld om het betoog
voor oningewijden begrijpelijk te maken. Men moet uitleggen wat
ieder aangeroerd nieuw begrip of afgebeelde code voorstelt. Daar-
323