artikel (tenaamstelling) gemiddeld ruim drie namen, in het andere
geval iets meer dan twee. Niet vier en twee, want er zijn ook
ongehuwden en instellingen onder de optredende personen. Het
percentage van de laatsten bedraagt ongeveer 40. Dat men nooit
voor iedereen één set per artikel krijgt, zit in het voorkomen van
„consorten" („grootte-" en „gewone") en van „bloot eigenaren"
bij van eigendom afwijkende zakelijke rechten.
Over het laatste verschijnsel geeft deel II van de tabel uitsluitsel.
Men ziet met één oogopslag dat het aantal „grootteconsorten"
nogal wisselt. Het is resp. 3,6 en 10,5 bij „De Lollebeek"
en in „Dalen". In „Zieuwent-Harreveld" was het aanzienlijk hoger
(ongeveer 15 Maar tevens ziet men dat „van eigendom afwij
kende" zakelijke rechten eigenlijk maar vrij weinig voorkomen.
Het betreft slechts ongeveer 2% van alle gevallen. En van die 2%
neemt „vruchtgebruik" het leeuwendeel voor zijn rekening, zodat
de andere rechten verwaarloosbaar weinig blijken op te treden.
Ook over de kwestie „verdeeld" of „onverdeeld" eigendom (of
een ander recht)geeft bovenstaande tabel een denkbeeld. De ver
houding blijkt ongeveer 40/60 te zijn.
Hoe weinig een bepaald verschijnsel zich echter ook voordoet,
men moet wel met alle details, en hun combinaties, die zich voor
kunnen doen, rekening houden. Dit geldt zowel voor de codes,
als voor de instructies, als voor het programma. Zo moeten er
aparte codes worden vastgesteld voor het geval zich én een „grootte-
consortgeval" én een van eigendom afwijkend zakelijk recht
voordoet. Daarop is al gewezen in par. 6.3. Men zie in dit verband
blz. 227. Voor dergelijke gevallen zijn bijv. codes ZR als 34 en 24
voorzien. Daarbij komen dan nog voor de „grootteconsorten"
zelf, één, of, naar gelang van omstandigheden, twee der codes uit
de reeksen 10-19 en 01-09. Men kan nu eenmaal niet zeggen dat,
gegeven het aantal mogelijkheden, een bepaalde mogelijkheid,
of combinatie van mogelijkheden, zich nooit zal voordoen.
Al is het aantal combinaties uit het aantal mogelijkheden na
tuurlijk mathematisch te bepalen, een aantal details blijft in wezen
altijd onbepaald. Dwz.: er is geen maximum voor aan te geven.
Het aantal pachters en hypotheekhouders bij één perceel is niet
aan een maximaal cijfer gebonden.
Ik kom zo tot het kernpunt van mijn betoog. Al deze bijzonder
heden, hoe belangrijk ook voor de technische realisering van onze
werkwijze, zijn m.i. toch niet essentieel. Het is niet essentieel hoe
de codes van blz. 227/8 er uitzien. Essentieel is of men ze „über
haupt" nodig heeft. Men moet zich eigenlijk eerst afvragen t.a.v.
welke bijzonderheden het nodig is gegevens op te nemen, en te
verwerken. Deze kwestie is eigenlijk veel belangrijker dan de
techniek van de verwerking. Wel hangt de keuze van een bepaalde
techniek (mede) af van het antwoord dat men op bovenbedoelde
vraag krijgt. Zou men bijv. tot de conclusie komen dat het eigenlijk
helemaal niet nodig is een aanduiding omtrent de aard van het
326