zakelijk recht op te nemen (of hoogstens alleen maar een aanduiding als: „vol eigendom" of „iets anders"), dan vervalt de hele code ZR. Vindt men dat één naam per artikel altijd voldoende is (of, alweer, hoogstens een indicatie als: „één naam" of „meer namen"), dan vervalt de kwestie van het „hulpvolgnummer". Komt men tot de slotsom dat men alleen met de achternaam (met voorletters) van personen kan volstaan, dan wordt de code SK (par. 6.2) eenvoudi ger, enz. Door dergelijke vereenvoudigingen worden 'en de instruc ties, 'en het programma, èn de indeling der formulieren eenvoudiger. Als men inderdaad met één naam per artikel volstond, had men geen tenaamstellingen en werd de „Namen-R 1" overbodig. Dan bleef alleen de „Percelen-R 1" (R 8) over. Ik beweer volstrekt niet dat men tot deze conclusies moet komen. Wel dat dit zou kunnen. Desnoods alleen t.a.v. de mechanisatie (of alleen de mechanisatie m.b.t. de ruilverkaveling), met aanvul ling van het ontbrekende op andere wijze. Daarop doelde ik met de keuze van mijn motto dat „het gronddenkbeeld meer uitgewerkt behoorde te worden". Men behoort dergelijke kwesties van al of niet mogelijk gebleken vereenvoudigingen van te voren te onderzoeken. Men profiteert van het resultaat èn bij de opzet èn bij de bijhouding. En men profiteert er het meeste van als ook het uitgangspunt, de „bron" van onze gegevens, in de (eventueel mogelijke) vereenvou digingen wordt betrokken. Die „bron"is de kadastrale legger. Men zou a.h.w. een programma van eisen daarvoor moeten opstellen. Men kan daarbij tevens in het oog vatten de verschillende doeleinden waaraan de gegevens uit die bron geput, dienstbaar kunnen worden gemaakt. Wat het kadaster zelf betreft, is dat eigenlijk het gebruik door het publiek, dwz. grotendeels notarissen, hypotheekbanken en ook particulieren (extracten). Verder de Ruilverkavelingsdienst, waaraan het bovenstaande grotendeels gewijd was, Gemeenten en Waterschappen. Het is best mogelijk dat er bij een analyse van hun wensen een veelheid van desiderata, waaraan een administratie van rechten op onroerend goed dient te voldoen, tevoorschijn komt. Die veelheid zal er ons echter waarschijnlijk toe nopen daar uit bewust een keus te maken. Men kan daarbij eigenlijk maar twee wegen inslaan. Ik zou die willen aanduiden met de „GGD-methode" en de „KGV-methode". Men kan uit alle groepen van eisen die op bovenomschreven wijze ontstaan, de gemeenschappelijke elementen lichten, en daaruit een soort „grootste gemene deler" destilleren (GGD). Daarop kan men dan zijn administratie opbouwen, het daarbij aan elke gebruiker overlatend het aldus tevoorschijn tredend „skelet" verder „aan te kleden" naar eigen inzicht en behoefte. Technisch is deze methode bij mechanisatie wel de eenvoudigste, dus de goedkoopste. Het zou echter wel eens kunnen gebeuren dat dit geraamte zó weinig omvatte, dat vrijwel niemand er iets aan had. Men kan ook de omgekeerde weg bewandelen, en alle wensen uit alle groepen in zijn ontwerp betrekken. Daardoor ont- 327

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 61