358 twee patronen elkaar volgens variërende hoekenhet resultaat der positiebepaling wordt ongunstiger naarmate deze snijdingshoek meer van 100 gr afwijkt. Gelet alleen op deze meetkundige eigenschappen kan men een indruk krijgen van het variëren der standaardellipsen naar de plaats van waarneming in het patroon, indien men zich baseert op een standaardafwijking in de aflezing der decometers. Fig. io illustreert dit, waarbij als uitgangspunt is genomen een standaardafwijking van 0,01 L. De bedoeling is vooral de variatie in deze ellipsen tot uitdrukking te brengen en niet om hieruit de nauwkeurigheid van het systeem af te leiden. Voor het laatste komen meer aspecten in aanmerking, dan enkel de standaardafwijkingen in de meting. Hierover meer bij de opmerkingen over het volgend Hi-Fix patroon. Men streeft er naar bij het projecteren van de plaats waar de zenders zullen worden opgericht, dat de gebieden waar de grootste nauwkeurigheid in de positiebepaling mogelijk is daar terecht komen waar dit het meest gewenst is. Bij IJmuiden en Hoek van Holland dus in het gebied van de geprojecteerde nieuwe dammen. De aanvrage van detailkaarten op schaal i 500 voor deze gebieden met een interval van 0,05 lane is echter alleen te motiveren met het argument, voldoende oppervlakte beschikbaar te willen hebben voor het noteren van meetgegevens. Op een dergelijk kaartblad kan zonder moeite grafisch worden gekaarteerd met een nauwkeurigheid van 0,001 lane, die met de decometeraflezingen nimmer haalbaar is. Hi-Fix Groningen Fig. 11 toont de patronen met de Master bij Haren, de West Slave bij Anjum, de Oost Slave bij Statenzijl. In de tweede helft van 1966 was dit systeem gerealiseerd. Het wordt benut voor de plaatsbepaling bij het onderzoek van de Groninger Wadden, de Eems en de Dollart. Gedacht wordt de resterende Wadden van Friesland en Noord-Holland eveneens met behulp van Hi-Fix te onderzoeken. Studie van problemen als de afsluiting der Wadden speelt daarbij een rol. Het Hi-Fix systeem Groningen heeft van de drie systemen, welke hier worden besproken het grootste bereik. Het kustverloop is daarbij onregelmatig, zodat aan de hand van dit voorbeeld een volgend aspect van Hi-Fix patronen zal worden behandeld. Men dient zich goed te realiseren, dat er twee soorten patronen zijn te onderscheiden, het fysisch uitgestraald patroon en het kaartpatroon, dat het uitgestraald patroon beoogt af te beelden. De decometers meten de positie in het uitgestraald patroon, welke positie echter gekaarteerd wordt in het kaartpatroon, welk punt desgewenst grafisch kan worden herleid tot X-Y positie via het ruitennet. De nauwkeurigheid van dit resultaat zal dus mede afhangen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1967 | | pagina 20