Elke fase verschaft specifieke landmeetkundige opgaven.
In de eerste plaats is er een algemene op een soliede meetkundige
grondslag gebaseerde kaart nodig van het gehele gebied waarin
het project zich afspeelt. Deze kaart dient om alle mogelijkheden
en voorstudies wat betreft de plaats en hoedanigheid van de bouw
werken en de toegangswegen, uit te werken. De meest geschikte
schaal hiervoor ligt tussen 1 15000 en 1 25000. Als de kaart niet
reeds bestaat bij de aanvang van de werkzaamheden kan ze het
snelst geproduceerd worden door middel van luchtopnamen. Een
hoogtelij neninterval van 20 meter is voldoende.
De volgende stap in dit proces is het selecteren van enige mogelijk
heden, die aan een meer gedetailleerde bestudeering moeten worden
onderworpen. Nu zijn er kaarten nodig op een ongeveer 10 X zo
grote schaal nl. 1 2000 of 1 2500. In sommige terreinen met een
eenvoud'ge topografie kan men ook kaarten op schaal 1 5000
gebruiken. In het algemeen behoeven zij niet het gehele gebied te
bestrijken, althans niet in het begin. Ook deze kaarten worden het
snelst met een voldoende nauwkeurigheid geproduceerd door
middel van luchtfotografie. De foto's dienen dan tegelijkertijd
als een informatiebron voor de onderzoekingen van geologen, voor
de locatie van proefboringen, steengroeves, zand voor beton, voor
het onderzoek naar aardverschuivingen (die dikwijls gemakkelijker
in de foto's herkend kunnen worden dan in het veld). Het hoogte-
lijneninterval is 5 meter. Met behulp van deze kaarten wordt de
definitieve plaats gevonden van de verschillende constructies en
eveneens de tijdelijke plaats van de kampen voor werklieden,
kantoren, cantines enz. Ook worden met dit kaartmateriaal schat
tingen gemaakt van grondverzet en volumina van stuwmeren.
Nadat de definitieve keuze heeft plaatsgevonden en een plan is
geadopteerd, moet de aandacht worden geconcentreerd op de
bouwwerken zelf. Voor het ontwerpen hiervan zijn nog nauw
keuriger en gedetailleerder plans nodig, meestal op schaal 1 500
met een hoogtelij neninterval van 1 meter.
Tot nu toe had de geodetisch ingenieur alleen te maken met de
productie van kaarten op verschillende schalen. In deze 3e fase
krijgt hij ook te maken met het uitzetten van maten (ontleend aan
deze kaarten) in het veld. In bepaalde gevallen krijgt hij het nu
gemakkelijker, omdat hij te maken heeft met het realiseren van de
relatieve positie van naburige punten, zoals bijv. de hoekpunten
van een gebouw. De nauwkeurigheid van meten in het veld kan
dan direct worden afgewogen tegen de absolute maten op de
constructietekeningen
De nauwkeurigheid hangt van vele omstandigheden af. Wegen,
die worden gebouwd met bulldozers, scrapers enz. hoeven niet
nauwkeuriger te worden uitgezet dan op 5 a 10 cm. Bekisting voor
beton vraagt 3 a 6 mmde sleuven in de wand van een schacht
waardoor een deur kan worden opgetrokken en neergelaten, moeten
worden uitgezet met een tolerantie van 1,5 a 2 mm.
364