36 Dit getal 7 is als volgt ontstaan: 3 cm voor de minimale oppers- hoogte, 4 cm voor de afwijkingen. Het oppersen van de paalkoppen geschiedt door in de holle ruimte van de kop mortel te persen. Een stalen pen draagt er zorg voor dat de kop gecentreerd blijft boven het paallichaam. De pen steekt in een kegelvormig gat zodat de kop wat weg kan draaien en over zijn gehele oppervlakte kan aan sluiten tegen de bodem van de tunnel. De bijzondere paalvorm beïnvloedt ook de wijze van heien. Met behulp van een stalen hei buis wordt een gietijzeren punt in de rivierbodem gedreven. Hierna wordt een hoeveelheid mortel in de buis gebracht. Vervolgens wordt de geprefabriceerde paal in de buis neergelaten. Zolang de mortel nog niet is verhard, wordt de paal gedragen door enkele nokken in de gietijzeren punt (schoen). Na het neerlaten van de paal wordt de heibuis getrokken en gebruikt om een volgende schoen op de juiste diepte weg te heien. Voor het heien wordt een drijvende heischouw gebruikt die in de rivier wordt verankerd. De werkwijze bij het afzinken is afgestemd op de omstandig heden ter plaatse. Men heeft te doen met een getijrivier met sterke stromingen en een variërend zoutgehalte, waardoor het zinkge- wicht telkens verandert. Ook is er een drukke scheepvaart die zo min mogelijk gestremd mag worden. Het afzinken mag niet te veel tijd vergen. Nauwkeurige metingen moeten daarom zoveel mogelijk tevoren gedaan worden. Nadat het tunnelstuk drijvend uit het bouwdok is gebracht komt het midden tussen een vierhoek van schepen, die onderling met stalen bruggen en balken gekoppeld zijn tot een drijfcombinatie. Zo wordt het getransporteerd en boven de afzinkplaats verankerd. Aan de binnenkant zijn ballasttanks aangebracht die nu gevuld worden met water. Het tunnelstuk krijgt zinkgewicht en komt in vier hijsdraden te hangen. Op de drijfcombinatie staan vier elek trische lieren waarmee de hijsdraden kunnen worden gevierd. Het tunnelstuk zakt dan onder water. Door de lieren ongelijk te laten lopen geeft men het elke gewenste helling. Voor- achter- en zij waarts zijn een aantal ankerdraden aangebracht waarmede ver plaatsingen in horizontale zin kunnen geschieden. Op de drijfcom binatie is een commandopost ingericht waar alle lieren en verdere apparatuur door het indrukken van knoppen bediend kunnen wor den. Hier kan men elk moment alle omstandigheden snel overzien en kan de besturing van het zinkende tunnelstuk geleid worden. Op de bodem van de rivier zijn voor elk tunnelstuk twee stel- constructies gemaakt. Eén aan de voorzijde en één aan de achter zijde. Op elke stelconstructie (of stelbalk) staan twee schroefvijzels die de hoogteligging fixeren. Verder zijn er twee opstaande afge schuinde nokken aangebracht. Zodoende loopt het tunnelstuk de laatste meter in een fuik en glijdt automatisch naar zijn plaats. De zinkmanoeuvre wordt uitgevoerd 1 meter achter de definitieve plaats. Na het neerzetten op de schroefvijzels wordt het tunnelstuk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 38