50 treft de ligging der as en de vorm van de tunnel doet zich voor bij de noordelijke afrit. Een boog van ongeveer 300 m ligt voor een deel in een horizontaal tunnelgedeelte dat in-den-droge wordt uit gevoerd; voor een ander deel op een helling 1:25, waar de zink- methode wordt toegepast (zie fig. 25 en 26). Een gebogen as onder een bepaalde helling levert een spiraalvormige tunnel op met vloeren die scheluw zijn. Deze vorm is in het bouwdok, waar men bij het fabricageproces de bekisting wil repeteren, niet toe te passen. De tunnelstukken worden gemaakt met behulp van rechte be kistingselementen van 15 m lengte, die steeds worden gerepeteerd. De vloer wordt horizontaal gemaakt. Een boog van 300 m wordt benaderd door de bekisting koordegewijs te laten knikken om de as. Deze „gebogen" tunnelstukken worden nu afgezonken op een vlak met een helling van 1:25. De dwarsdoorsnede van de tunnel ver krijgt op deze wijze automatisch een zekere verkanting, die echter RECHTSTAND SITUATIE VAN DE AS NABIJ DE NOORDELIJKE AFRIT IET BEREKENINGSVLAK VAN DE BOGENPARTIJ LIGT IN HET Fig. 25. EEN GEBOGEN TUNNELSTUK SCHEMATISCH WEERGEGEVEN ZODANIG OPGESTELD HORIZONTAAL ZIJN WANNEER STAND Fig. 26.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 52