5i niet gelijk is aan de gewenste verkan ting voor het spoor, maar wel dezelfde richting heeft. Tussen het horizontale, in-den-droge gemaakte tunnelgedeelte en het einde van het afgezonken gedeelte wordt een sluitstuk gebouwd met verticale wanden, maar met een vloer die scheluw is en waarin ook een verticale overgangsboog ver werkt is. De as van de tunnel doorloopt achtereenvolgenseen rechtstand, een overgangsboog, een cirkelboog gelegen op een hellend vlak 1125 eenmaal aangekomen in het horizontale vlak bestaat de rest van de bocht uit een geprojecteerde cirkel (ellips) en een geprojecteerde overgangsboog. Het lengteprofiel vertoont, verticaal gezien, een knikpunt dat wordt afgerond met een verticale overgangsboog van 2000 m. Fig. 27. Situatie nabij de noordelijke afrit naar de rivier. De foto is genomen vanuit het sluitstuk. Het achtkantige profiel van de riviertunnel is duidelijk te herkennen. Ook de verkanting is te zien. Op de voorgrond steken rijen stekken boven het constructiebeton van de vloer uit. Hier komen de rail- opstortingen. Bij het maken van het spoor is deze situatie rekenkundig als volgt aangepakt. De cirkelboog en de overgangsbogen zijn in het vlak 1125 berekend om de twee meter. Voor zover deze punten voorbij het knikpunt K liggen zijn ze vervolgens in het horizontale vlak geprojecteerd. Op deze wijze zijn coördinaten van de punten verkregen. Voor het gedeelte dat in de verticale overgangsboog ligt zijn de z-coördinaten ten slotte nog gecorrigeerd voor een boog R 2000.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 53