59
Het is van groot belang dat dit niet alleen door de geodeet maar
ook door de civiel-ingenieur wordt ingezien, zodat de maatvoering
van projecten in een zo vroeg mogelijk stadium bekeken kan worden.
6. De maatvoering bij het heien van betonnen palen in de rivier
Eén van de problemen die bij de bouw van de metro om een op
lossing vraagt is het combineren van prefab-tunnelstukken met
fundatie op palen. Een normale werkwijze bij onderheide bouw
werken is dat betonpalen in de bodem worden geheid tot ze voldoen
de stuit hebben (een maat daarvoor is bijv. het aantal slagen dat
het heiblok moet geven om de paal één dm dieper te heien). Het
resultaat is dan een veld van palen waarvan de boveneinden op
ongelijke hoogte liggen. Vervolgens worden de paalkoppen „ge
sneld" tot op de gewenste hoogte en ingebetonneerd in de onder
bouw (bijv. de vloer van de tunnel) van het bouwwerk. Bij de
zinkmethode kan men niet op deze wijze te werk gaan omdat de
palen onder water geheid moeten worden en de tunnelstukken
elders worden gefabriceerd. Daarom is het systeem ontwikkeld
dat in 2 reeds is beschreven en dat gekenmerkt wordt door de
nastelbare paalkop.
Er moet nu naar twee dingen gestreefd worden
1. de tunnel moet aan de onderzijde één vlak vormen;
2. de palen moeten zodanig geheid worden dat de bovenkanten van
de koppen 7 cm onder de onderkant van de tunnel komen te
liggen.
Aan de eerste eis wordt voldaan door in het bouwdok bodem
platen toe te passen die nauwkeurig (enige millimeters) op hoogte
worden uitgelegd. De zetting van de dokvloer onder invloed van het
gewicht van de tunnel heeft men echter niet in de hand. Wanneer
deze zetting gelijkmatig is doet ze geen kwaad. Het ongelijkmatige
deel van de zetting heeft afwijkingen van de vloer tot gevolg.
Deze afwijkingen liggen in de orde van 5 mm. Een tweede storende
invloed ze is eerst na het afzinken van een aantal tunnelstukken
ontdekt is de voorspanning. Wanneer de tunnelstukken in het
bouwdok drijven vertonen ze in verticale zin een door buiging die
in het midden 20 a 25 mm bedraagt. De juiste verklaring hiervoor
is niet met zekerheid te geven maar houdt stellig verband met het
feit dat de voorspanstaven meer kans krijgen zich te doen gelden
wanneer de tunnel drijft en relatief gezien in een soort ge-
wichtsloze toestand verkeert. De meting van de doorbuiging is
verricht met aligneerapparatuur (methode Van Heel), waarbij
de nauwkeurigheid 0,3 mm over 80 meter bedraagt.
Bij het heien zijn de volgende invloeden van belang voor de hoogte
ligging van de palen
a. scheef heien; het „weglopen" van de heibuis gedurende de eerste
slagen van het heiblok; de laatste slag van het heiblok;