63 en heeft direct contact met de heibaas. De communicatie met de meetploegen op de oever geschiedt per mobilofoon. Er zijn ruim duizend palen in de rivierbodem geslagen. De plaatsafwijkingen van de heipalen vertonen een normale verdeling met voor beide richtingen een standaardafwijking van ongeveer 12 cm. Deze afwijkingen zijn voornamelijk te wijten aan het heien, niet aan het meten. De afwijkingen in de hoogteligging zijn veel moeilijker te analyseren. Ze zijn een som van een groot aantal factoren, waarin ook meetaf wij kingen (voornamelijk de waterpassingen) een rol spelen. Bij het oppersen van de palen is gebleken dat de afstanden van de paalkoppen tot de onderkant van de tunnelstukken gemiddeld genomen iets groter zijn dan 7 cm. Ook bij deze procedure is duidelijk dat het meten een grote rol speelt, maar dat de uiteindelijk bereikte resultaten nu eens meer dan eens minder beïnvloed worden door de mate waarop de materialen beheerst kunnen worden. 7. Landmeetkundige werkzaamheden bij de bouw van het viaduct en de railop stortingen Fig- 35 geeft een overzicht van de meetkundige opbouw van een viaductgedeelte dat in een cirkelboog ligt. In eerste instantie is het viaduct doorgerekend langs de as, waarbij de lengten van de kolom platen als boogstukken van de as en tevens de plaatsen van de kolommiddelpunten zijn vastgesteld. Bij een tweede berekening wordt nu een buitenwaartse ver schuiving tot stand gebracht zodanig dat de excentrische ligging van de as in het midden van de kolomplaat en in het midden van het balkrooster gelijk wordt {e± e2). Het kolommiddelpunt schuift radiaal naar buiten. Uit de eerste berekening van de as volgt een middelpuntshoek voor een viaductgedeelte dat overeenkomt met een halve kolomplaat plus een half balkrooster (zie fig. 36). Uit gaande van de middelpuntshoek a, de straal R van de hoofdas en de halve lengte van het balkrooster hl, kan men een formule opstellen waaruit de straal van de as van kolomplaat r, de afrondingsstralen rx en r2, en de excentrische ligging e te bepalen zijn. Alle hoofd punten, zoals de hoekpunten van de kolomplaat, het middelpunt van de kolom en de zogenaamde oplegpunten Ox en 02, kunnen nu in coördinaten worden berekend. De C^Oa-lijnen fungeren bij de maatvoering van het spoor als meetlijnen. Bij een recht viaduct gedeelte zijn de berekeningen veel eenvoudiger; bij een viaduct gedeelte dat in een overgangsboog ligt wordt de zaak iets moei lijker. Hier wordt bij de berekening proberenderwijs te werk gegaan. De kolomplaat wordt nu asymmetrisch. Wanneer de hoofdberekeningen zijn uitgevoerd moeten nog aller lei correcties worden bepaald die bijvoorbeeld verband houden met het feit dat het viaduct naast bochten ook hellingen (in lengte richting) vertoont. De bovenvermelde berekeningen zijn uitgevoerd in een horizontaal vlak, waarbij voor de balkroosters een lengte

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 65