65 van 33 meter is aangehouden. Een balkrooster dat in een helling ligt vertoont echter in horizontale projectie enige verkorting (tot 2 cm). De verkorting wordt opgevangen door een verlenging van de naastliggende kolomplaten. In verband met de oplegcon structie wordt een balkrooster in dwarsrichting steeds horizontaal gehouden. Wanneer langshelling en boog samengaan heeft dit tot gevolg dat de kolomplaat scheluw wordt. Vervolgens worden berekeningen voor het spoor uitgevoerd. De railstoelen liggen op onderlinge afstanden van 90 cm. In bogen wordt deze verdeling uitgevoerd in de buitenboog(rail). De tegen overliggende stoelen op de binnenboog(rail) worden radiaalsgewijze geplaatst. De verdeling wordt steeds gestart in het midden van een balkrooster (zie fig. 35) en naar twee kanten uitgevoerd. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de railstoelen niet terechtkomen op de voegen tussen de balkroosters en de kolomplaten. De verdeling wordt doorgezet tot halverwege de aansluitende kolomplaten, waar een sluitmaat ontstaat. Gezien de grootte van de boogstralen, die zowel horizontaal als verticaal worden toegepast, mag men stellen dat drie opvolgende railstoelen op een rechte liggen. In verband hiermee heeft de kist voor het maken van de opstortingen een lengte van 2,70 m en kan volstaan worden met berekeningen waar bij eveneens om de 2,70 m punten worden verkregen. Vanwege de fo*!. xe\ Ir ei AS BALKENROOSTER /e l' s I I I -L l1'c°S 4 c i n dl r I I COS <S 4 1 sin d ••J M Fig. 36-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 67