97
Fédération Internationale des Géomètres
Rapporten, ingediend voor het twaalfde internationale
congres te Londen, 1968
Commissie VLandmeetkundige instrumenten en methoden.
Rapporteurs: Ir. H. L. van Gent, 's-Gravenhage
Ir. G. A. van Wely, Wageningen.
Evenals in de vorige verslagperiode speelde in de periode van
begin 1965 tot begin 1968 de voortgaande toepassing van auto
matisering in de landmeetkunde een belangrijke rol. Dit manifes
teert zich zowel in de activiteiten van de organisaties die de land
meetkunde in de praktijk bedrijven, als in die van de landmeet
kundige onderwijsinstituten.
Dat deze ontwikkeling zich niet beperkt tot de grote landelijke
instellingen, maar dat ook kleinere landmeetkundige diensten open
staan voor de mogelijkheden die automatisering biedt, is een op
merkelijk en verheugend verschijnsel. Uiteraard ziet laatstgenoemde
groep zich geplaatst voor andere organisatorische moeilijkheden, die
in het algemeen slechts economisch kunnen worden opgelost door
samenwerking, of door een gehele of gedeeltelijke uitbesteding van
werkzaamheden die aan de uitwerking der metingen zijn ver
bonden. In dit verband is het verklaarbaar, dat zich in de verslag
periode enkele nieuwe reken- en tekencentra ontwikkelden, die
diensten verlenen aan die instellingen, waarvoor het aanschaffen
van eigen apparatuur te hoge investeringen met zich meebrengt bij
een te lage bezettingsgraad. Deze motieven leiden bij de grote
diensten tot centralisatie van de daarvoor in aanmerking komende
werkzaamheden
Uit antwoorden op daartoe bij ca. dertig landmeetkundige instel
lingen gestelde vragen blijkt, dat automatisering in hoofdzaak wordt
nagestreefd om een grotere efficiëntie te verkrijgen bij de uitvoering
der werkzaamheden. Een nevenfactor is dat daardoor gemakkelijker
kan worden tegemoetgekomen aan de nog steeds groeiende vraag
naar landmeetkundige verrichtingen, die vooral komt van de kant
van de civiele techniek en de industrie. Voor een economische be
oordeling die op praktijkresultaten berust, lijkt de tijd nog niet rijp,
vooral omdat veel geautomatiseerde werkzaamheden nog aan
wijzigingen onderhevig zijn en de kwaliteit van de instrumenten nog
niet in alle gevallen een volledige arbeidscontinuïteit waarborgt.
Over personeelsproblemen, die bij automatisering door verminde
ring van het aantal personeelsleden en door verandering van werk
zaamheden verwacht zouden kunnen worden, kan dan ook niet
worden gesproken. Wel is het vaak een moeilijkheid voldoende terzake
kundig personeel te krijgen en te behouden om de automatisering
te ontwikkelen en haar toepassing te leiden.
De automatisering leidt niet alleen tot een andere uitwerkings
techniek, maar ook tot een andere aanpak en organisatie van veld-