2. Door deining en storm onstaan bewegingen in langs- en dwars- richting van het schip. 3. In ondiep vaarwater ontstaan door het varen drukveranderingen, die een diepgangvermeerdering (squat) en een hellingverandering van het schip in zijn lengte-richting ten gevolge hebben. De Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat heeft methoden ontwikkeld om de grootte der verschillende factoren te kunnen vaststellen. In [122] geeft C. Keijzer een beschrijving van deze metingen. Opgemerkt kan nog worden dat het verschijnsel „squat" bij de huidige scheepsgrootte tot 10 dm kan oplopen. Om het steeds toenemende verkeer te kunnen verwerken was het noodzakelijk in Nederland enkele riviertunnels te bouwen. In verband met de bodemgesteldheid wordt de methode gebruikt, waarbij de tunnel in segmenten „in den droge" wordt gebouwd in een dok. In een latere fase worden deze tunnelsegmenten op hun plaats gevaren en aldaar „afgezonken". Het komt, ondanks de grote afmetingen (ca. 100 m lengte en ca. 23 m breedte), vooral aan op een preciese maatvoering bij de fabricage der tunneldelen en op een nauwkeurig en snel meten bij de „zink"-manoeuvre. In [123] geeft W. Hart, Ing. een beschrijving van enkele waterbouwkundige en geodetische aspecten bij de bouw van de Coentunnel (een autotunnel) onder het IJ te Amster dam. In [124] wordt door Ir. C. Zeillemaker o.m. een uitvoerige uiteenzetting gegeven van de landmeetkundige werkzaamheden die bij de bouw van de metro-tunnel te Rotterdam nodig waren. Wat de uiteindelijk verkregen nauwkeurigheid betreft blijkt vaak het probleem meer te liggen bij de constructienauwkeurigheid dan bij de meetnauwkeurigheid. Door de Nederlandse Landmeetkundige Federatie werd een werkgroep ingesteld voor deformatie- en andere technische metingen. Aan de hand van ervaringen en mogelijke toepassingen in Neder land werd een indeling van onderwerpen gemaakt, die zich beperkt tot in grootte begrensde, zelfstandige technische objecten, waarvan door metingen met grote nauwkeurigheid eigenschappen moeten worden vastgelegd. In de loop van het jaar 1968 zal de werkgroep rapport uitbrengen, waarvan een inventarisatie van meetmethoden en instrumentarium een belangrijk onderdeel uitmaakt. ii3 LITTERATUUR Prof. Dr. R. Schwidefsky: Die Grenzen von Mensch und Automat in der Photogrammetrie. T. v. Kad. en Landm., 81 (1965) 3, p. 144-157. [2] Dipl.-Ing. P. Huth: Geïntegreerde informatieverwerking in de Geo desie. Geodesia, 7 (1965) 10, p. 252-261. [3] Ir. M. J. M. BogaertsEen nieuwe methode voor het registreren van meetgegevens. T. v. Kad. en Landm., 81 (1965) 4, p. 257-260. [4] Ir. H. L. Rogge: Ponskaarten bij administratieve ruilverkavelings werkzaamheden. T. v. Kad. en Landm., 83 (1967) 4 p 200-258 en 5. P- 284-332.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1968 | | pagina 31