weinig tot goed begrip van de stralengang in een automaat zullen
bijdragen.
Voorts is het mij opgevallen:
dat bij de regeling van waterpasinstrumenten met reversieniveau
de methode wordt vermeld, waarbij richtlijn en vizierlijn even
wijdig worden gebracht aan de mechanische as, terwijl dit toch niet
nodig is, daar een hoek tussen vizierlijn en mechanische as van geen
betekenis isbovendien kan deze methode niet worden toegepast
als de correctieschroeven voor de kruisdraden ontbreken
dat het verschil bij de tegenwoordige theodolieten tussen centreren
met schietlood en centreerstaaf, of met optisch lood niet erg duidelijk
uitkomt, en evenmin dat de meeste geen diametraalaflezing hebben;
dat bij de behandeling van de boussole-meting niet wordt gewezen
op het voordeel van deze methode boven die met hoekmeting, wat
betreft de foutvoortplanting
dat bij de nogal uitvoerige behandeling van driehoeksmeting en
-vereffening niet wordt gezegd, hoe het nu allemaal moet, als
richtingen zijn gemeten inplaats van hoeken, iets wat meestal toch
wel het geval zal zijn en bovendien op pag. 53 wordt voorge
schreven
dat bij de behandeling van de dubbelbeeldafstandmeting het
eerste gedeelte is overgenomen van Van Leusen, waarna echter een
instrument wordt genoemd, dat met dit gedeelte niet goed klopt,
nl. de RDH met geheel anders geplaatst prisma en beeldschei-
ding;
dat bij de behandeling van de barometrische hoogtemeting niet
wordt gezegd, hoe het moet, als men maar over één barometer
beschikt, waar het helaas in de praktijk zo vaak op neerkomt.
Ik ben er echter van overtuigd, dat het voor ieder te schrijven
boek van deze soort mogelijk zal zijn een dergelijke of langere lijst
van desiderata op te stellen. Op één punt zou ik echter nog de
aandacht willen vestigen.
Op p. 121 van deel 2 in een paragraaf over „nauwkeurigheid en
controle" vind ik het volgende: „Het is in Nederland niet zoals in
vele andere landen gebruikelijk toleranties te stellen, waaraan een
metingmoet voldoen." Ik had nu zo graag gezien, dat de
schrijvers eens met dit in Nederland sedert enige decennia bestaande
toleransentaboe hadden gebroken. Het is nu eenmaal toch zo, dat
niemand het laten kan om de bij door hem verrichte metingen
optredende verschillen te beoordelen; heeft hij nu geen officiële
tolerans ter beschikking, dan gaat hij zelf zijn eigen toleransje
maken, en dat is nu alles goed en wel voor hen, die getraind zijn in
het gebruik van bijv. de Fisher-test, maar voor de gebruikers van
dit boekje zal dit nu juist niet opgaan. Merkwaardig is het overigens,
dat de waterpassers zich van dit tolerans-verbod nooit iets hebben
aangetrokken, en de enige toleransen, die wij in dit boek vinden,
hebben dan ook betrekking op hoogtemeting. Gaarne in een volgende
120